Casus Zoetermeer of hoe jong erfgoed kansen creëert voor historische gelaagdheid in groeikernen

08 april 2025
Rijnboutt_Zoetermeer_Entree_Bredewater_2_scaled

Nederland heeft zeventien groeikernen die, net als de rest van het land, worstelen met de woonopgave en zoeken naar oplossingen. In deze groeikernen staat veel ‘jong erfgoed’ – waaronder kantoorgebouwen, gemeentehuizen en woonensembles, veelal experimentele architectuur – dat speciale aandacht verdient. Deze vaak nog onbeschermde gebouwen zijn kwetsbaar binnen conventionele gebiedsontwikkeling, waarin sloop-nieuwbouw de norm blijft. Dat leidt tot gemiste kansen, omdat juist de transformatie van jong erfgoed een historische gelaagdheid in de stedenbouw brengt die groeikernen kunnen verrijken. Zo ook in Zoetermeer.

 

In november 2019 verschijnt het Masterplan De Entree. Hierin heeft de gemeente Zoetermeer samen met marktpartijen de ambities vastgesteld voor de ruimtelijke en programmatische herontwikkeling van het gebied Entree. Het plan speelt in op de toegenomen woningbehoefte en richt zich hiervoor tot het leegstaande kantorengebied rond de Afrikaweg. Deze weg, een belangrijke ontsluitingsader tussen treinstation Zoetermeer, de A12 en het stadshart, wordt in het masterplan voorgesteld als een stadsstraat waarin “op een gezonde en duurzame wijze een goede mix van functies gerealiseerd kan worden,” aldus de begeleidende tekst. Met strakgetrokken rooilijnen aan weerszijden van de weg maakt het plan ruimte voor de sloop van alle bestaande gebouwen en de bouw van nieuwe, grotere volumes voor voorzieningen en uiteindelijk circa 7.000 woningen.

Vier jaar eerder, in december 2015, werd als onderdeel van het Klimaatverdrag het Klimaatakkoord van Parijs gepresenteerd, een door alle lidstaten van de Verenigde Naties ondertekende overeenkomst met als doel de CO2-uitstoot drastisch te verminderen. Dat geldt met name voor de bouwsector, verantwoordelijk voor ongeveer een derde van de totale uitstoot. “Niet slopen, tenzij” wordt vanaf dan een veelgehoord credo. Sloop vernietigt historische, sociale en culturele waarde, vermindert typologische rijkdom en gebouwdiversiteit, terwijl behoud duurzaam is en kansen schept voor een betere toekomst, schreven wij al eerder [zie: Voordelen van verdichten in de bestaande stad, in: de Architect, 17 dec. 2024].

Rijnboutt_Zoetermeer_Entree_Bredewater_3_scaled
Rijnboutt_Zoetermeer_Entree_Bredewater_4_scaled

Bij planvorming voor (binnenstedelijke) gebiedstransformaties wordt vrijwel nooit ontwikkeld vanuit wat er al is (tabula scripta), maar vanuit een klassieke sloop-nieuwbouwreflex (tabula rasa). Het niet-slopen-tenzij-argument zou alleen al vanuit ecologische optiek onderdeel moeten zijn van besluitvorming rond masterplannen en gebiedsontwikkelingen. Dit aspect vormt echter niet de kern van deze tekst. Die kern ligt in het pleidooi voor het belang van stedelijke kwaliteit en de genoemde typologische rijkdom en gebouwdiversiteit. Door te kiezen voor een conventionele gebiedsontwikkeling volgens het principe sloop-nieuwbouw, wordt verzuimd de consequenties mee te wegen van een bredere oriëntatie, waarin op neutrale wijze (lees: objectief en onbevooroordeeld) is onderzocht wat de beste stedelijke oplossing biedt: de aanpassing van het bestaande (transformatie gericht op hergebruik) of de veronderstelde voordelen van nieuwbouw (grotere, efficiënt in te passen volumes). In fysiek-ruimtelijk opzicht. In economisch opzicht. Sociaal-cultureel. Met het oog op de bouwkundige conditie van de gebouwen. De ruimte voor transformatie. De erfgoedwaarde.

In 2018 start Zoetermeer met het inventariseren van historisch waardevolle gebouwen uit de groeikernenperiode, gevolgd door het Post-45-onderzoeksproject naar opmerkelijke gebouwen uit de periode 1945-1990. De naast elkaar gelegen Mammoet (plot West 6) en Kristalkantoren (plot West 7) aan de Afrikaweg worden aangemerkt als potentiële gemeentelijke monumenten.

In 2024 wordt Rijnboutt gevraagd om aan de hand van transformatiescenario’s (van kantoor- naar woongebouw) te onderzoeken of – binnen de randvoorwaarden van het masterplan – een van beide gebouwen behouden zou kunnen worden. Wat creëert het beste resultaat, luidt de opdrachtvraag: behoud van de Mammoet (en sloop van de Kristalkantoren) of andersom? Ons inziens dient de vraag zich niet te beperken tot louter gebouwniveau: de meerwaarde zit juist in de relatie tussen de gebouwen en hun omgeving.

In onze visie gaat het erom beide scenario’s binnen de door het masterplan gewenste verdichting tot hoogstedelijk woongebied te beoordelen aan de hand van vier ontwikkelkansen voor stedelijke kwaliteit, die het niveau van het individuele gebouw ontstijgen:
1) verrijking van de stedelijke structuur binnen het masterplan;
2) mogelijkheden voor een levendig centrumgebied als bestemming;
3) behoud van erfgoedwaarde en duurzaam hergebruik van bestaande gebouwen en ensembles;
4) versterking van stedelijke gelaagdheid en de ‘Zoetermeerse identiteit’.

Rijnboutt_Zoetermeer_Entree_Bredewater_1_scaled

Aan de hand van deze criteria onderzoeken we nog een derde optie: het behoud van beide gebouwen. Wat ons onderzoek laat zien, is dat de grootste stedelijke kwaliteit ontstaat wanneer alle bouwtechnische, programmatische en cultuurhistorische aspecten samenkomen in één integrale visie. Een visie waarin de transformatiemogelijkheden van elk gebouw in dialoog met de omgeving zijn beschouwd, resulterend in een gelaagd en fysiek-ruimtelijk overtuigend voorstel waarin beide gebouwen behouden blijven. Het integreren van bestaande structuren maakt een plek spannend, dynamisch en rijk aan gelaagdheid, zo blijkt uit de studie. De opeenstapeling van verschillende tijdlagen creëert een stad met een complexe en betekenisvolle beleving, die aansluit bij de op strakke straten gebaseerde stedelijke structuur van het masterplan. Met geschakelde centrumpleinen en kleinschaliger binnengebieden, die mogelijkheden bieden voor een divers gebruik van de openbare ruimte en verschillende vormen van sociale ontmoeting.

Het masterplan heeft zich vanaf het begin weinig rekenschap gegeven van de ruimtelijke kwaliteiten van de oorspronkelijke opzet, of deze verkend of geherinterpreteerd binnen de verdichtingsopgave. De positionering van nieuwe gebouwen langs een recht getekende tussenstraat voegt hier geen stedenbouwkundige waarde toe en schept ongedefinieerde restruimtes. De contouren van het plangebied zijn als leidraad genomen, wat vanzelfsprekend leidde tot de conclusie dat behoud van erfgoed daarin ‘niet past’. Wij vinden dat dit geen recht doet aan de complexiteit van de opgave en daarom geen volwaardig ruimtelijk ontwerp vormt.

De casus van Zoetermeer staat niet op zichzelf. Er zijn meer gemeenten voor wie de vraag geldt hoe ze zich als groeikern moeten opstellen; hoe binnen de noodzakelijke verdichtingsslag jong erfgoed kansen kan creëren voor stedelijke kwaliteit en historische gelaagdheid.

Het in de volle omvang beschouwen van die kansen schept ruimte voor een aanpak waarin gebouwen niet als losstaande objecten worden gezien, maar als onlosmakelijk verbonden met hun omgeving, geschiedenis, cultuurhistorische waarde en betekenis voor sociale structuren. Wat voor stad willen we creëren? Waar staan we voor? Alleen door deze vragen te stellen kunnen we een afweging maken die – verder reikend dan ‘de meest efficiënte oplossing’ – daadwerkelijk het bredere publieke belang kan dienen.

Rijnboutt_Zoetermeer_Entree_Bredewater_6_scaled
Rijnboutt_Zoetermeer_Entree_Bredewater_5_scaled

Interesse in de volledige studie? We stellen deze graag beschikbaar op aanvraag.