De Lodewijk van Deysselbuurt staat op een kantelpunt. De woningen zijn verouderd en slecht geïsoleerd, de openbare ruimte voelt leeg en onveilig, de buurt is sociaal kwetsbaar. Tegelijkertijd ligt er een duidelijke verdichtings- en verduurzamingsopgave, een gezamenlijke opdracht van woningcorporatie Rochdale en de gemeente Amsterdam. De transformatie van de Burgemeester Röellstraat tot volwaardige stadsstraat vormt een belangrijke aanzet.
“De eerste vergunningen zijn afgegeven op basis van het stedenbouwkundig plan voor de Lodewijk van Deysselbuurt in Nieuw-West,” vertelt Frederik Vermeesch, architect, stedenbouwkundige en directeur van Rijnboutt. “De kernvraag? Kunnen de gebouwde en de geleefde stad in één aanpak beide worden versterkt?”
De wijk is gebaseerd op een helder AUP-raamwerk: langgerekte woonstroken in het groen, zongeoriënteerd, met doorzichten naar park en polder. De F- en L-vormige blokken en de bebouwing met monumentenstatus langs de Lodewijk van Deysselstraat geven de wijk haar specifieke karakter. Groene dooradering verbindt de buurt met parkstroken aan de randen. Frederik: “Monumenten en Archeologie kent grote erfgoedwaarde toe aan de stedenbouwkundige structuur. Die logica is echter niet meegegroeid met de veranderde manieren van wonen, werken en bewegen.”
De auto, in het AUP nog ‘te gast’, domineert nu. Tussenstraten zijn parkeerstraten geworden met smalle stoepen en weinig loop- of speelruimte. Het royale groen wordt nauwelijks gebruikt: grote grasvlakken zonder functie of sociale controle zijn verworden tot verzamelplekken van zwerfvuil. Lange stroken met blinde kopgevels leveren monotone, anonieme straten op. Plinten zijn gesloten, entrees onduidelijk. De bevolkingsopbouw is eenzijdig, de problemen rond armoede, gezondheid en veiligheid zijn hardnekkig.
Kernvraag
Daarmee wordt de probleemstelling scherp. Enerzijds: een sterk ruimtelijk raamwerk met erfgoedwaarde en herkenbare identiteit. Anderzijds: een verouderde woningvoorraad met gebouwen waarvan de technische staat en energievraag de grens hebben bereikt, een forse verdichtingsopgave en een buitenruimte die het dagelijks leven onvoldoende draagt. En dus is het de vraag hoe je binnen het bestaande stedenbouwkundige raamwerk de bouwtechnische achterstand én de verdichtingsopgave én de sociale problemen aanpakt.
De visie kiest voor het AUP-raamwerk als dragende laag, maar is selectief in het behoud van gebouwen. De buurt wordt benaderd als één bebouwingsveld met drie stroken — noord, midden, zuid — en vier dragende lijnen: de Burgemeester Röellstraat, de Lodewijk van Deysselstraat, de Van Moerkerkenstraat en de Burgemeester van Leeuwenlaan.
Bouwkundig, energetisch en stedenbouwkundig ontoereikend
Het aantal sociale huurwoningen blijft gelijk; de extra woningen zitten in andere segmenten. De buurt wordt gemengder, zonder haar sociale basis te verliezen. Huidige bewoners kunnen terugkeren; gefaseerde uitvoering zorgt ervoor dat zij maximaal één keer hoeven te verhuizen.
Behoud is het uitgangspunt. Vervanging komt in beeld wanneer gebouwen bouwkundig, energetisch en stedenbouwkundig ‘ontoereikend’ zijn. Frederik: “De aanvankelijke plannen gingen uit van meer sloop. Wij hebben gewezen op gebouwen die behouden moesten blijven omdat ze de stedenbouwkundige structuur dragen en herkenbaarheid bieden. Bovendien: alles slopen en een compacte blokkenstad terugbouwen – de beproefde methode – vernietigt de ruimtelijke en culturele waarde van het AUP en is ook vanuit duurzaamheidsoptiek onverdedigbaar. Daar staat tegenover dat louter renovatie de eenzijdige woningvoorraad en sociale problematiek niet oplost.”
De opgave vraagt om een derde weg, met drie samenhangende sporen. Dat zijn selectieve verdichting en transformatie, herdefiniëring van de openbare ruimte en sociale en programmatische verankering.
Selectieve verdichting en transformatie
Het eerste spoor omvat nieuwbouw en renovatie, met erfgoed en identiteit als leidraad. Per strook verschilt de aanpak. In de noordstrook blijft het merendeel van de monumentale bebouwing behouden als geheugen van de buurt. De nadruk ligt op renovatie, energetische verbetering en versterking van entrees en overgangszones.
In de middenstrook ontstaat een ‘om en om-patroon’ van behoud en vervanging. Een bestaand bouwblok wordt getransformeerd, met woningen op de begane grond en geactiveerde kopgevels. Het naastgelegen blok maakt plaats voor nieuwbouw die zich oriënteert op de Lodewijk van Deysselstraat, de hoofdstraat van de buurt. Voor- en achterkanten ‘klappen om’. Voor/voor wordt gecombineerd rondom een publiek plantsoen en achter/achter rondom een collectieve tuin. De karakteristieke bebouwing, dakvormen en plantsoenen vormen het referentiekader voor nieuwbouw.
In de zuidstrook maakt de huidige bebouwing (behalve het bovenste deel met monumentstatus) plaats voor een nieuwe bebouwingsstempel. De overgang naar het stedelijker profiel van de Burgemeester Röellstraat — met hogere dichtheden, duidelijke rooilijnen en actieve plinten — rechtvaardigt grotere ingrepen. Hier concentreert de verdichting zich.
Herdefiniëring en programmering van de openbare ruimte
Het tweede spoor richt zich op de buitenruimte. De AUP-hiërarchie in het groen blijft leidend, maar de profielen worden aangepast voor bruikbaarheid en toegankelijkheid. Frederik: “Tussenstraten die nu door geparkeerde auto’s worden gedomineerd, worden straten en hoven. Parkeren wordt compacter georganiseerd in combinatie met deelmobiliteit. Minder auto’s, meer ruimte voor lopen, fietsen en spelen.”
De Burgemeester van Leeuwenlaan wordt weer een laan, met bomen, bredere stoepen en een verhoogde verblijfskwaliteit. De relatie tussen woningen en groen wordt helderder, de openbare ruimte beter geprogrammeerd, wat de gebruikswaarde ervan verhoogt. Private, collectieve en openbare gebieden zijn duidelijk afleesbaar. Eigenaarschap wordt gestimuleerd en de sociale controle neemt toe. De geleefde stad krijgt letterlijk meer plek.
Daarnaast krijgt het groen een expliciete rol in de klimaat- en energieopgave. Meer bomen, minder verharding en ruimte voor infiltratie zorgen voor een koeler en robuuster microklimaat. Natuurinclusieve maatregelen – nestvoorzieningen, passende beplanting, waterberging – worden standaard.
Sociale en programmatische verankering
Het derde spoor betreft de sociale en programmatische verankering. Deze laag is cruciaal voor de veerkracht van de buurt, met de Lodewijk van Deysselstraat als identiteitsdrager en sociaaleconomische motor van de buurt.
De monumentale bebouwing wordt gerenoveerd en voorzien van plinten voor buurtinitiatieven, kleine ondernemers, zorg en cultuur. Bestaande informele structuren — van Eendagswinkel tot buurthuis en theater — krijgen een zichtbaar adres aan de hoofdstraat. De komst van een nieuwe school versterkt deze lijn. Wonen, leren, werken en ontmoeten komen samen op één as. Frederik: “De geleefde stad wordt ontwerpopgave. Geen steriele plint, maar een mozaïek van ateliers, kapsalons, wijkkeukens, zorgvoorzieningen en ontmoetingsplekken.”
De combinatie van deze drie sporen vormt het antwoord op de probleemstelling. Uit de analyse groeit een visie die het AUP serieus neemt als structuur, verdichting concentreert waar dat ruimtelijk logisch is en de kwaliteiten van de geleefde stad onderkent. Het plan toont aan dat verdichten, verduurzamen en mengen mogelijk zijn binnen een sterk erfgoedkader, met behoud van sociale woningbouw en bestaande netwerken. Vernieuwing, verdichting, erfgoed en sociale duurzaamheid staan hier niet tegenover elkaar, maar zijn onderdeel van één samenhangende aanpak voor de Lodewijk van Deysselbuurt.