De gezonde stad als wenkend perspectief voor de woningbouwopgave

21 december 2022
50 jaar Amersfoort Schuilenburg-Rufus de Vries

Door de relatie tussen gezondheid en ruimte centraal te stellen bij het denken over de stad van morgen, ontstaan kansen voor het bouwen aan weerbare en gezonde steden. Met deze invalshoek kom je tot andere oplossingsrichtingen dan nu door de overheid worden geboden; richtingen die een gezondere samenleving als resultaat hebben. In de huidige grootschalige woningbouwopgave geldt kwaliteit als belangrijke leidraad. Wat als we die kwaliteit duiden in termen van gezondheid en daarbij de bestaande voorraad in de groeiambitie meenemen?

 

De afgelopen anderhalve eeuw zijn steden en hun bewoners er gezonder op geworden en tegelijkertijd staat de stad van nu er weinig blakend bij. Dat lijkt een paradox, maar is het niet. Gezondheid is geen statisch gegeven. Elke tijd kent zijn eigen plagen. Die plagen verraden vaak iets over zowel de staat van de maatschappij als die van de gebouwde stad. Eind negentiende eeuw leidden de slechte hygiënische omstandigheden tot uitbraken van infectieziektes als cholera en dysenterie. Een aantal maatregelen, veelal met een ruimtelijke component zoals krotopruiming, redelijke arbeidsomstandigheden, veilig verkeer en schoon drinkwater, zorgden ervoor dat de hygiënische omstandigheden in de woning, buurten en op werkplekken verbeterden. Ontwerpers hadden hier een belangrijk aandeel in. Zo was bijvoorbeeld de Amerikaanse landschapsarchitect Frederick Law Olmsted (ontwerper van onder meer het Central Park in Manhattan) pleitbezorger van groene parken in het hart van de stad als democratische plekken om elkaar te ontmoeten en tevens om de waterafvoer goed te regelen. Architecten zoals Jan van der Pek namen de gezondheid van de arbeider als uitgangspunt bij het ontwerp van hun tuindorpen. Ideologisch gedreven maakten ze weloverwogen keuzes op alle schalen, van de stedenbouwkundige opzet en aard en het gebruik van groen tot en met het architectonisch detail.

De groeiende welvaart en een gemiddeld langere levensduur zorgen voor een plaag aan chronische ziektes, bijvoorbeeld diabetes en obesitas. Ook groeit het aantal mensen met psychosociale problemen als eenzaamheid, stress en agressie. Corona stak de kop op. En door de vergrijzing worden steeds meer mensen getroffen door ouderdomsaandoeningen als dementie. Hoe kunnen ontwerpers vandaag, net als de Olmsteds of Van der Peks uit de negentiende en begin twintigste eeuw, een bijdrage leveren om weerbare, gezonde steden te maken met dito inwoners?

Bouwen tussen aanhalingstekens

Langzaam sijpelt het thema van de gezonde stad door in de opdrachtverschaffing van projecten op de stedenbouwkundige schaal. Geholpen door overheden die gezondheid vaak als belangrijk thema opnemen in hun omgevingsvisie, vertaald naar doelstellingen die de grote transities bedienen, zoals een stad die uitnodigt tot meer bewegen, waar bewoners schone lucht kunnen inademen, waar de openbare ruimte groen biedt en hittestress tegengaat. Gezondheid is politiek gezien een doelmatig thema. Niemand is tegen een gezonde stad en het voelt ook grijpbaar, een thema dat mensen gemakkelijk kunnen omarmen. Bovendien kan ander urgent beleid, zoals klimaatadaptatie, de energietransitie of biodiversiteit, met het aansprekende narratief van de gezonde stad gebundeld worden.

Opvallend is dat in het gezondestaddenken de architectonische schaal er in beleid en opdrachtomschrijvingen bekaaid vanaf komt. Het narratief is dan vaak teruggebracht tot af te vinken normen, zoals de Bijna Energieneutraal Gebouw (BENG) voor het terugdringen van de CO2-uitstoot van nieuwe gebouwen. Om een echt doortimmerd idee over wat een gezonde woning behoeft, wordt nooit gevraagd. Zo’n opgave is ook lastig, want wat maakt een huis gezond en hoe onderbouw en waardeer je keuzes? Bewijzen dat een huis met veel daglicht gezond is, kan nog wel met wetenschappelijk verkregen kennis, maar vaststellen wat de meerwaarde hiervan is in euro’s, is lastig. Bij het uitblijven van harde cijfers is “te duur” dan vaak het antwoord van een opdrachtgevende partij. Met als gevolg dat het in de praktijk hoogst haalbare veelal de wettelijke ondergrens blijkt te zijn. Waarom meer of beter als het niet per se moet?

In de huidige woningbouwopgave van het bouwen van 900.000 woningen tot 2030 wordt in het aangescherpte programma kwaliteit als belangrijke leidraad genoemd. Wat als we die kwaliteit duiden in termen van gezondheid? En wat als we het bouwen tussen aanhalingstekens plaatsen en ook de bestaande voorraad in de groeiambitie meenemen? De overheid doet al een eerste aanzet door het transformeren van kantoren en winkels in woningen onderdeel te maken van haar programma. Maar een slimme transformatie van de huidige woonvoorraad zou veel gerichter naar de gewenste uitkomst leiden. Bovendien laat stadsvernieuwing in plaats van stadsuitbreiding (of -inbreiding) veel meer mensen profiteren van de mogelijkheden die de woonopgave biedt om de stad een stap weerbaarder te maken.

Van groot naar beter

Zo liggen er grote kansen voor een betere herverdeling van woningen. Met name voor de woningen die tijdens de bouwboom in de jaren zeventig en tachtig zijn gebouwd. Van de momenteel acht miljoen woningen die Nederland telt, stamt meer dan een vierde deel uit deze periode. Deze huizen zijn bouwtechnisch in redelijke staat, maar vaak slecht geïsoleerd, niet duurzaam en soms ook voorzien van asbest. Het zijn ook precies deze woningen die nu toe zijn aan een grootschalige renovatie.

1973 staat bijvoorbeeld in de boeken als recordjaar wanneer het gaat om bouwen. Per saldo kwamen er toen in een jaar bijna 143.000 woningen bij, aldus het Centraal Bureau voor Statistiek. De kinderen van de naoorlogse geboortegolf waren rond 1973 volwassen, wilden gezinnen stichten en zochten dus massaal naar passende gezinswoningen. Hoe ironisch is het dat juist deze babyboomers die woningen nu vaak bezet houden voor de nieuwe generatie jonge gezinnen. De kinderen zijn allang uitgevlogen, de woningen vaak voor twee ouderen of alleenstaanden te groot, maar passende kleinere woningen in de buurt zijn er niet. Wie huurt, heeft vaak zulke lage maandlasten dat een nieuw, kleiner appartement per maand meer zou kosten. Wie samen wil gaan wonen, wordt gekort op AOW. En de buurten verlaten, waar gezinnen jarenlang hun netwerken opbouwden, willen ze niet. Dat is ook te begrijpen, want voor een steeds minder mobiel wordende oudere is een sociaal netwerk op buurtniveau goud waard. Bovendien helpt het wonen in een bekende omgeving bij het behouden van zelfredzaamheid, wat volgens onderzoek een belangrijk voorwaarde is om gelukkig oud te worden. Ouderen zitten in hun grote huizen net zo vast als de starters voor wie geen betaalbare woningen beschikbaar zijn. In een onderzoek van de NOS en de regionale omroepen uit 2021 wezen 191 van de 352 Nederlandse gemeenten precies dit probleem aan als het grootste obstakel op de woningmarkt.

Het deed de Eindhovense woningbouwcorporatie Trudo in april van dit jaar besluiten duizend huishoudens van 55 jaar en ouder, die in een eengezinswoning met ten minste drie slaapkamers wonen, aan te schrijven. In de brief gaf Trudo aan senioren voorrang te geven bij het doorstromen naar seniorenwoningen in eigen bezit. Dit alles onder het motto ‘van groot naar beter wonen’. Een stimulans om binnen de eigen voorraad voor beweging te zorgen. Ook vinden op verschillende plekken in Nederland experimenten plaats met het aanwenden van de noodzakelijke verduurzamingsslag van eengezinswoningen, door deze te splitsen naar twee of meerdere woningen voor alleenstaanden. De Eindhovense Woningcorporatie Woonbedrijf doet in 2022 een pilot met het splitsen van tien woningen en bepaalt na evaluatie of het experiment navolging krijgt. Hoe doe je dat op zo’n wijze dat de gesplitste huizen in de toekomst eventueel weer samengevoegd kunnen worden?

We willen uiteindelijk niet over vijftig jaar – wanneer de vergrijzing afvlakt – met een overschot aan kleine alleenstaandenwoningen opgescheept zitten. Ook de stad heeft immers per tijdperk specifieke klachten. Een weerbare stad vraagt om gebouwen die zonder hoge kosten of grote duurzaamheidsgevolgen te transformeren zijn. Een ander interessant project waarbij meer woonruimte ontstaat binnen de bestaande voorraad en omkijken naar de ander een rol speelt, is ‘Onder de Pannen’. Bewoners die een kamer kunnen missen in hun huis – zowel bij koop, huur als sociale huur – mogen die legaal verhuren aan een stadgenoot die dringend op zoek is naar woonruimte. Het gaat om mensen die bijvoorbeeld na een echtscheiding op straat dreigen te komen staan of op andere wijze dakloos zijn geraakt. De verhuurder verdient een zakcentje bij en de huurder kan een jaar lang goedkoop wonen en zich vanuit een stabiele woonsituatie richten op het vinden van een baan of duurzame woonruimte.

Met een slimme herverdeling krijg je vraag en aanbod beter georganiseerd en breng je een gezonde doorbloeding op gang in de wijken van de stad. Het is een kans om op buurtniveau een betere bewonersmix voor elkaar te krijgen; jong en oud, economisch sterk en minder sterk, cultureel divers. Een gestage, continue doorstroom van de stad vergroot de economische en sociale kansen van alle bewoners van een buurt, zo wijst onderzoek uit.

Zorg als gedeelde verantwoordelijkheid

Er is nog een reden waarom het zinvol is gezondheid te koppelen aan de huidige woningbouwopgave. Gezondheid gaat hoe dan ook een belangrijke rol spelen in onze directe leefomgeving. Door de vergrijzing verdubbelt het aantal 75-plussers tot 2040 ten opzichte van nu. Met zulke cijfers zijn de zorgkosten niet meer te dragen door de maatschappij. Een belangrijke reden voor de regering om haar beleid zo te sturen dat mensen met een zorgbehoefte langer thuis kunnen wonen. Dat geldt overigens niet alleen voor ouderen, maar ook voor andere kwetsbare groepen, zoals mensen met psychische aandoeningen. De politie ziet de laatste jaren al een stijgende lijn van het aantal incidenten rond mensen met verward gedrag. De eenzaamheid onder bewoners die vanwege mobiliteits- of andere problemen moeilijk een netwerk kunnen opbouwen of onderhouden, zal stijgen. Er is niet enkel sprake meer van de zorg, die weggestopt zit in zorgvastgoed op bestemmingen waar zorg planmatig een plek kreeg. Plekken waar mensen in witte jassen met patiënten werken. Zorg van nu is steeds meer midden in de wijken nodig, als een onderdeel van het samen leven. Een helpende hand om een door dementie dwalende buurvrouw terug naar huis te brengen, opmerkzaamheid als een oude buurman zich plotseling niet meer op straat vertoont, omarming als een groep autisten een veilige plek in de wijk zoekt, een potje voetbal met een schuchtere buurjongen die slecht contact kan maken buiten zijn beeldscherm. Het is een gedeelde maatschappelijke verantwoordelijkheid om naar hen om te kijken.

Niet elke wijk is even veerkrachtig om kwetsbare personen op te nemen. Momenteel is het een groot probleem in wijken met veel sociale woningbouw, waar mensen met een zorgindicatie die langer thuis moeten wonen voorrang krijgen. Deze doelgroep heeft baat bij een omgeving met bewoners die juist brede schouders hebben. Ontwerpers kunnen de woningbouwopgave van expertise voorzien hoe kwetsbare doelgroepen een geborgen plek kan worden gegeven in de harten van onze buurten.

Verkokerde wereld

Daar waar de functies zorg en wonen elkaar in werkelijkheid steeds meer overlappen, kunnen ze dat op het gebied van regelgeving of financiering nadrukkelijk niet. Pioniers van ontwerpen van nieuwe woonzorgconcepten lopen hier nu vaak op stuk. Een voorbeeld dat illustreert hoe die verkokering vernieuwing in de weg zit, is het concept carebnb. Carebnb is een soort Airbnb, maar dan voor iemand die tijdelijk zorg biedt aan iemand op buurtniveau. Met carebnb hoef je je woning niet te verlaten als je tijdelijk zorg nodig hebt, maar komt specifieke zorg naar jou toe. Je bezet dus geen duur bed in een zorginstelling. Voor de maatschappij betekent dat een besparing aan zorgkosten. Het is vaak bovendien gezonder voor iemand met klachten om niet te veel te reizen en in de vertrouwde omgeving te blijven.

Wat nu als we de kosten die we maatschappelijk uitsparen, of een gedeelte daarvan, investeren in het vrijhouden van een woning voor verkoop of verhuur om deze te bestemmen als carebnb? Lastig, want het toewijzen van zorgbudget aan een ruimtelijk project kan niet. Zorg en ruimte hebben immers keurig hun eigen kokertje toebedeeld gekregen. Een onhoudbare zaak als je ziet hoezeer zorg steeds meer doorsijpelt in onze woonomgevingen. Ook de landelijke branchevereniging voor wooncorporaties Aedes pleit voor extra budget voor corporaties om experimenten met nieuwe woonvormen die de sociale interactie en samenhang stimuleren te kunnen bekostigen. Het voorstel is de verhuurdersheffing af te schaffen en het geld dat vrijkomt te investeren in goede woningen. De inkomsten die de overheid zo misloopt, verdient ze op termijn terug door besparingen op het gebied van zorg en welzijn.

Nieuwe rekenmodellen

Grote winst valt ook te behalen in het herontwerpen van de wijze waarop we onze ruimtelijke projecten doorrekenen. Rekenmodellen volgen nu meestal de logica van grondexploitaties. Zo’n grondexploitatie heeft gemiddeld een looptijd van tien tot twintig jaar. Aan de mogelijke voordelen die buiten deze afschrijftermijn vallen wordt in onze huidige modellen geen waarde toegekend. Werken aan een gezonde, weerbare stad heeft baat bij langetermijndenken. Winsten op het gebied van gezondheid of welzijn zijn ook lastig in cijfers te duiden. Wat als je een appartementenblok bouwt dat modulair mee kan groeien met veranderende behoeften van doelgroepen? Wat is de gezondheidswinst van het tegengaan van hittestress? Wat als je woonomgevingen ontwerpt die bewoners de kans geven gezonder oud te worden? Wat is de gezondheidswaarde van daglichttoetreding? Welke zorgkosten bespaar je met het investeren in een gedeelde huiskamer in een project? Als je nadenkt over het oplossen van eenzaamheid kan samen eten heel waardevol zijn. Maar hoe kun je deze investering omzetten in cijfers en op welke termijn heb je welke winst?

Een van de oplossingen is om met behulp van bestaand of nieuw onderzoek meer grip te krijgen op het thema gezonde stad in relatie tot ontwerp. Daarbij is het belangrijk ontwerpers in onderzoeksteams te laten samenwerken met wetenschappers uit het sociale domein of de ecologie. Zo krijgt van meet af aan de vertaalslag naar ruimtelijke plannen aandacht. Met het beter in beeld brengen en het door opdrachtgevers, ontwikkelaars, beleggers, overheden en bewoners herkennen van de maatschappelijk baten van een gezonde stad is het gemakkelijker experimentele projecten uit te voeren en op te schalen. Partijen met een gedeeld belang voor langetermijndenken, zoals beleggers en verzekeraars, kunnen interessante coalitiepartners zijn bij het pionieren met nieuwe rekenmodellen. Zij hebben namelijk direct baat bij langetermijnopbrengsten.

Ten slotte helpt een geëngageerder gepositioneerde vakgemeenschap van ontwerpers. Vaker denken vanuit de dubbelrol van architect/ stedenbouwkundige en burger helpt daarbij. Als samen leven zorgen voor betekent, moet je dat ook in de ontwerphouding terugzien. Ontwerp alsof je leven ervan afhangt! Want misschien is dat ook wel zo. In het grijze 2040 zijn de sterksten van nu de kwetsbaren geworden. Hoe noodzakelijk is het daarom niet dat de ruimtelijk ontwerpers van nu daarop voorsorteren?

Dit essay is geschreven voor Rijnboutt Magazine #14 Stad en welzijn (november 2022).
Liever een fysiek exemplaar in handen? Stuur dan een mail naar press@rijnboutt.nl

Tekst: Marieke Berkers
Foto: uit de serie ‘50 jaar Amersfoort Schuilenburg‘ door Rufus de Vries