Nieuw elan aan het Rokin

06 september 2017
Hudson's bay Amsterdam

De komst van Hudson’s Bay naar Amsterdam betekent een belangrijke aanvulling op het hoofdstedelijke winkelaanbod. Met twee monumentale warenhuizen aan het Rokin op de plek van de voormalige Fortisbank en een derde pand aan de Nes – goed voor een gezamenlijk winkeloppervlak van ruim 17.000 m2 – is het Canadese warenhuis debet aan een forse uitbreiding van het kernwinkelgebied.

De warenhuizen zijn samen met het voormalige postgirokantoor aan de Nes opgeleverd door IVY Group. Het postgirokantoor, beter bekend als De Vleeshal, is herbestemd als winkel. Aan Rijnboutt werd de opdracht verleend voor het ontwerp van beide warenhuizen, alsook voor de herbestemming.

De warenhuizen aan het Rokin sluiten naadloos aan op het project Rode Loper, de nieuwe ‘entree’ van de stad langs het traject van de Noord/Zuidlijn lopend van Damrak tot en met Cornelis Troostplein. Het project behelst de opwaardering van de openbare ruimte tot een wandelpromenade met de grandeur en allure van weleer. Het Rokin is daarin opgenomen als een ontmoetingsplek met een geriefelijk plein (bankjes, bomen, fontein), het metrostation Rokin en winkels. De warenhuizen Rokin 21 en 49, toonbeeld van het nieuwe elan, zijn ondergronds verbonden en hebben rechtstreeks toegang tot het metrostation.

Een korte geschiedenis

Met het project Rode Loper sprak de gemeente de wens uit om de voormalige Fortisbank – een kolossaal, natuurstenen volume zonder noemenswaardige relatie met de straat – op termijn te vervangen door winkels. Met het verwerven van de Fortisbank in 2013 als locatie voor retail, meldde IVY Group zich als de gedroomde investeerder. De komst van de warenhuizen was daarmee nog geen uitgemaakte zaak. Bouwen in de historische binnenstad gaat niet zonder slag of stoot en vereist de afstemming en samenwerking tussen vele partijen.

Op initiatief van Rijnboutt werden in een vroeg stadium gesprekken gevoerd met de Dienst Ruimtelijke Ordening, de Commissie voor Welstand en Monumenten, raadsleden, het stadsdeelbestuur van Amsterdam Centrum, winkeliers, horecaondernemers, hotels, culturele organisaties en belangenverenigingen. Centraal stond de vraag hoe een nieuw programma van warenhuizen valt in te passen in de ontwikkelingsgeschiedenis van Rokin en Nes.

De (historische) context

Globaal zijn in de ontwikkelingsgeschiedenis van het Rokin drie periodes aan te wijzen: de Middeleeuwen, de Gouden Eeuw tot en met de negentiende eeuw, en de periode van de cityvorming eind negentiende, begin twintigste eeuw. Van de drie periodes heeft vooral de cityvorming de Amsterdamse binnenstad haar huidige grootstedelijke aanzien gegeven, toen voor de binnenstad de woonfunctie ondergeschikt werd gemaakt aan de economische functie. Begonnen met de bouw van het Centraal Station (1881-1889) volgden al snel grote kantoren voor banken en verzekeringsmaatschappijen, hotels, warenhuizen en kledingmagazijnen, gebouwen met een omvang waarvoor meerdere percelen werden samengevoegd. Aan Damrak en Rokin verschenen ondermeer het Victoriahotel (1890), De Algemeene Maatschappij voor Levensverzekering en Lijfrente (1894), de Beurs van Berlage (1903), de Bijenkorf (1915), Peek en Cloppenburg (1917), Industria (1917) en de Rotterdamsche Bank (1913).

Behalve schaalvergroting en het intensiveren van de infrastructuur, lag aan de basis van de cityvorming ook het ontstaan van nieuwe typologieën, waaronder het warenhuis. Voor het ontwerp van twee warenhuizen aan het Rokin leek het dan ook logisch de cityvorming als historisch ijkpunt te nemen, bovendien leverde de cityvorming ook de argumentatie en het kavel voor de gewenste korrelgrootte. De ontwerpvraag leek zich daarmee toe te spitsen op hoe de typologische verankering van het moderne warenhuis in de cityvorming valt te rijmen met de ontwikkelingsgeschiedenis van de gevelwanden van Rokin en Nes, waarvan de stedenbouwkundige en architectonische articulatie terugvoert tot op de Middeleeuwen.

Het ontwerp

Om twee warenhuizen van gelijke grootte te realiseren, moest de Pieterspoort, een overkluisde verbinding tussen Rokin en Nes, in noordelijke richting worden verplaatst. Tussen beide te bouwen warenhuizen werd een steeg geïntroduceerd, waarvan het profiel was ontleend aan gelijksoortige straatjes in de Amsterdamse binnenstad. Op stedenbouwkundig niveau brak de steeg het voormalige Fortiskavel in tweeën, met de intentie om een gebouw met een korrelgrootte als Fortis voor de toekomst te voorkomen.

Voor de architectonische geleding van de warenhuizen werd een studie gemaakt naar de ontwikkelingsgeschiedenis van zowel het Rokin als de Nes, waarvoor gevelaanzichten werden gerelateerd aan het straatprofiel ter plaatse. Het brede straatprofiel aan Rokinzijde maakt een frontale benadering van het gebouw mogelijk, met doorgaans (symmetrisch) geproportioneerde hoge gevels tot gevolg, gebouwd vanuit een representatief oogmerk en om te worden bezien van veraf. Het smalle straatprofiel aan Neszijde daarentegen dwingt tot een laterale benadering. Hier springt het tactiliteit van de gebruikte materialen in het oog, de lage goothoogtes, de sporen die de tijd op de gebouwen heeft achtergelaten, de littekens en correcties. Hier spreekt een architectonisch verhaal om van dichtbij te worden ervaren.

Voor de gevels van de warenhuizen zijn de kenmerkende verschillen tussen Rokin- en Neszijde nergens gemaskeerd; nergens is geprobeerd er een alzijdig gebouw van te maken, uniform in zijn uitdrukking. Aan Rokinzijde ligt het accent op de grote etalages, de transparantie en vormentaal die zo eigen is aan het luxueuze warenhuis. Aan Neszijde gaat het meer om de overgangen tussen de natuursteen en het geaccidenteerd metselwerk, het ritme van de ramen, de tektoniek van open en gesloten geveldelen.

Linker- en rechtergebouw

Voor wie straks uit de metro komt en voor beide warenhuizen staat, is het niet moeilijk het eigen karakter van elk van de gebouwen te herkennen. Het linkergebouw met zijn orthogonale opbouw en subtiele wijkingen van de geveldelen verschilt in alles van het rechtergebouw met zijn gebogen ramen en dito glazen kap. Toch zijn ze familie van elkaar. Beide gebouwen zijn gebaseerd op een historische typologie en tegelijk eigentijds in hun gebruiksmogelijkheden. De uitstraling van luxe en elegantie en de bewegingen van het winkelend publiek, zichtbaar vanaf de straat, moeten de bezoeker verleiden naar binnen te gaan, om daar het kledingstuk uit de etalage even door de vingers te laten glijden, om de geur op te snuiven van versgeperste jus d’orange of de laatste eau de parfum. Eigen aan de warenhuistypologie huisvest het rechtergebouw onder de ronde kap een restaurant waar je afspreekt voor een kop koffie, een zakenlunch of diner. Of om een foto te nemen. De kap biedt het publiek een magnifiek zicht over het Rokin en de historische binnenstad, in alle afleesbare verschillen in schaal, materialiteit en dynamiek. Ontworpen en gefaciliteerd als een totaalbeleving zou je bijna vergeten dat het hier om een winkel gaat.