“Opstappen is best verfrissend”

Afscheid Bart van der Vossen na 25 jaar Rijnboutt

23 juni 2021
Bart van der Vossen_Rijnboutt

Het kwam voor velen als een totale verrassing in het maandagochtendoverleg: het vertrek van algemeen directeur Bart van der Vossen. Vijfentwintig jaar lang was hij een verbindende factor binnen Rijnboutt; nu gaat hij zijn maatschappelijke ambities buiten het kantoor verkennen. Hij laat het bureau met een gerust hart achter: “Ik ben Rijnboutt niet, Rijnboutt is zichzelf.”

 

Toen hij ging studeren was het een twijfelpunt: medicijnen of bouwkunde? “Ik heb vaak gedacht was ik maar huisarts geworden,” zegt Bart van der Vossen lachend. “Dan wordt je expertise tenminste erkend, althans door de meeste mensen. Als architect moet je voortdurend knokken voor erkenning van het vakmanschap en je positie bevechten. En het lastige is dat architecten nog steeds niet zo goed zijn in lobbyen.” Een blik op zijn staat van dienst als architect, partner en algemeen directeur bij Rijnboutt, wekt de indruk dat het hem toch aardig gelukt is.

Ideale opdracht

Vijfentwintig jaar Rijnboutt; hoe loop je daar in een uurtje doorheen? Van der Vossen praat liever over processen dan resultaten. Op verzoek noemt hij twee projecten die hem na aan het hart liggen. De eerste is de Ontmoeting in Amstelveen, een complex met een gevarieerde mix van woningen voor 55-plussers en zorg- en welzijnsvoorzieningen voor een breder publiek. Een samenwerking met aannemer De Nijs, midden in de financiële crisis. Van der Vossen: “Dat was de ideale opdracht in een gekke tijd. Toen we gingen pitchen in 2007 kwamen er voor ons twintig mannen in pak de deur uit: een enorm consortium van beleggers en financiers. En toen kwamen wij, Winfred de Nijs en ik. Winfred stond persoonlijk garant met zijn eigen jaarrekening die hij over tafel schoof. We wonnen, en hebben in de uitvoering op geen enkele manier op kwaliteit ingeleverd. Dat was het goede aan de kredietcrisis: alleen de mensen die echt moeite en energie in het realiseren van een project stopten kregen het voor elkaar.”

Integrale teams

Een “ideaal Rijnboutt-project” van recentere aard is de Kop van Cruquius in Amsterdam: de transformatie van een oud industriegebied naar gevarieerde woonwijk. Rijnboutt raakte er op een argeloze manier bij betrokken, maar dat groeide uit tot iets veel groters: een integrale opdracht van ontwikkelaar Amvest. “We kregen het stedenbouwkundig ontwerp, de gebouwen en het landschapsontwerp van de openbare ruimte en de daktuinen. Dat betekent een multidisciplinaire aanpak in integrale ontwerpteams, helemaal zoals we het graag willen. De gemeente ging vrij rigide om met het ontwikkelkader, dat hebben we ter discussie gesteld. Vervolgens hebben we samen stap voor stap een nieuw raamwerk gemaakt. Het wordt denk ik een heel mooie openbare plek, waar je lekker kunt eten in de avondzon en een minifestival kunt organiseren. En dan is het woonprogramma ook nog heel breed; alles zit erin.”

Kop van Cruquius Amsterdam woontoren Metaalpark

Leermeester

Terug naar het begin. Hij belandde in 1996 bij de Architectengroep – de voorloper van bureau Rijnboutt – onder de hoede van Kees Rijnboutt. “Kees was een mooie leermeester, ik heb heel veel van hem geleerd. Na zijn Rijksbouwmeesterschap heeft Kees iets bijzonders gedaan voor het vak. Hij begon workshops gebiedsontwikkeling te organiseren, waarbij hij alle verschillende disciplines die daarbij komen kijken met elkaar aan tafel zette. Dat was vrij nieuw.” Het plantte een zaadje dat uitgroeide tot een overtuiging over het belang van interdisciplinair samenwerken. “Ik had in mijn opleiding nooit met landschapsarchitecten gewerkt; bij Rijnboutt ontmoette ik Peter Lubbers. Ik stond versteld toen die zich frank en vrij met de stedenbouw en architectuur begon te bemoeien, hij ging zonder gêne over de scheidslijnen van de vakgebieden heen. Ik vond dat heel erg inspirerend. Door landschapsarchitecten vanaf de start te laten meewerken in het ontwerpteam, ontstaat meer rijkdom en gelaagdheid in de plannen.”

Zinderend

Die vruchtbare samenwerking met andere bloedgroepen is een terugkerend thema in het verhaal van Van der Vossen. Hij is blij dat ze bij Rijnboutt landschapsarchitecten, stedenbouwers én architecten in kantoor hebben. Hij is er trots op dat er onder zijn leiding een cultuur is gecreëerd waarin iedereen elkaar scherp houdt en inspireert. Die werkgemeenschap vindt hij het mooiste aan het bureau. Hij beschrijft de opluchting toen ze weer mensen konden aannemen na de financiële crisis: jonge schoolverlaters. “Toen begon Rijnboutt weer te bruisen, het was echt fantastisch om te zien wat voor ontwerpkracht daaruit voortkwam. Alles wat met duurzaamheid en gezond leven te maken heeft is vol op de agenda gezet. Er is nu een waanzinnig levendige en diverse groep mensen die elkaar voortdurend beïnvloeden, die er verschillende ontwerpopvattingen op nahouden en continu bevragen waar we mee bezig zijn. Dat heeft iets moois dynamisch.” Als aanvoerder van die club vond hij het belangrijk om iedereen een stem te geven, ook de nieuwkomers: “Jonge mensen hebben heel veel ideeën, op het moment dat ze die ook mogen ventileren, gaat het zinderen.”

Leren luisteren

Zonder in managementtaal te vervallen, vertelt Van der Vossen hoe hij een visie op leidinggeven heeft ontwikkeld in de loop der jaren. In de Comenius Leiderschapsleergang die hij volgde aan de Rijksuniversiteit Groningen realiseerde hij zich pas dat hij goed was in het aansturen van professionals. “Die hebben een intrinsieke motivatie om goede dingen te maken. Daarmee hebben ze niet zo veel management nodig, maar wel leiding. Je zou het een soort bescheiden of dienend leiderschap kunnen noemen.” Hij heeft een analytisch oog, ziet wat de kwaliteit van mensen en producten is, laat ze graag zelf beslissen. En hij kan rust in een organisatie brengen. “Ik heb in de jaren bij Rijnboutt heel goed leren luisteren. Mijn grootste valkuil is mijn ongeduld, daar werden bij mijn afscheid nog veel grappen over gemaakt. Ik heb geleerd om langer te wachten, dat levert meer op.” Tegelijkertijd roemde creatief directeur Frederik Vermeesch de gave die Van der Vossen ontwikkeld heeft om vertraagd een mening vormen, waardoor er ruimte ontstaat voor anderen om in te stappen en deel te zijn van het proces. Van der Vossen: “Dat gaat over Socratische gespreksvoering. Je mening uitstellen en zo lang mogelijk vragen blijven stellen om daarmee tot de kern van de zaak te komen. Ontwerpgesprekken moeten een dialoog zijn en géén debat. Anders kom je niet verder.”

Bart van der Vossen_2_fotograaf Ineke Oostveen

Stedenbouwer

De lol zit voor hem vooral in het complexe proces dat voorafgaat aan de daadwerkelijke realisatie van een gebouw. “Je hebt architecten die een oeuvre opbouwen, die vooral oog hebben voor het eindproduct. Ik beleef meer plezier in het traject ernaartoe.” Collega Jan van Grunsven heeft weleens gezegd dat Van der Vossen eigenlijk meer een stedenbouwer is dan een architect. “Dat vind ik een compliment,” zegt Van der Vossen. “Ik ben ook helemaal geen estheet. Neem nou Zonnehuis Theresia, een woonzorggebouw dat ik heb ontworpen in Ouderkerk aan de Amstel. Dat is geen spectaculair ontwerp, maar wel heel zorgvuldig gemaakt in overleg met de gebruikers. De zorgverleners die daar werken zeggen dat ze het een supergoed gebouw vinden. Dan ben ik tevreden.” Hij gaat graag even kijken of de gebouwen waaraan hij gewerkt heeft goed gebruikt worden, om te checken of wat op papier bedacht is ook echt werkt. Iets wat je volgens hem vaak al kunt zien aan de buitenkant: wat goed onderhouden wordt, zit meestal wel goed.

Dood in de pot

Twee jaar geleden begon het te knagen. De verantwoordelijkheid voor een kantoor van negentig mensen begon zwaar te voelen. Hij heeft moeite met de verharding en commercialisering van de woningmarkt. Met het feit dat aannemers steeds vaker de uitvoeringstekeningen maken. Dat noemt hij de dood in de pot. “We moeten ervoor waken dat architecten straks alleen nog maar de gevel tekenen, en dat daarachter altijd een standaard woningplattegrond zit.” Hij merkte dat hij zijn werk als supervisor van Over-Amstel en voorzitter van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Amsterdam en het Ruimtelijke Kwaliteitsteam Waalsprong in Nijmegen leuker begon te vinden dan het werk voor kantoor. Niet alleen omdat hij daar invloed kan uitoefenen op de kwaliteit, maar ook vanwege de bredere scope en de interdisciplinaire samenwerking. “Ontwerpers zijn toch een beetje fanaten. De mix met andere bloedgroepen maakt het rijker.”

Ansichtkaart

Tijdens de Comenius-leergang analyseerde hij de vraag die hem bezighield: wil ik tot mijn pensioen bij Rijnboutt blijven of wil ik het loslaten? Dat het dat laatste is geworden kwam voor velen als een schok. “Ik vond het wel lastig dat het door corona zo stil was op kantoor. Normaliter had ik iedereen allang bij het koffieapparaat verteld wat er speelde. Ik heb alle medewerkers een ansichtkaart gestuurd met een persoonlijke boodschap.” Op zijn website staat te lezen dat hij zich in de toekomst als directeur of bestuurder wil inzetten voor een maatschappelijke organisatie. Dat betekent niet de sector verlaten, maar er een maatschappelijker invulling aan geven, als directeur van een woningcorporatie of erfgoedinstelling bijvoorbeeld. Maar het kan nog alle kanten op – niet te snel beslissen, weet hij uit ervaring. Een maand na zijn afscheid heeft hij een prima gevoel over zijn vertrek. “Wat ik heel erg aan Rijnboutt ga missen zijn de mensen die me zeer dierbaar zijn. Maar voor de organisatie is het best verfrissend als een leider opstapt. Dat brengt vernieuwing, dat zie je nu al gebeuren. En ik ben Rijnboutt niet, Rijnboutt is zichzelf. Die organisatie stáát gewoon, ze hebben mij helemaal niet nodig.”

Tekst: Willemijn de Jonge
Foto’s: Ineke Oostveen
Visualisatie Kop van Cruquius: Rijnboutt en Zes x Zes