In de kelder lag vroeger het goud van de grachtengordel. Uit de dikke kluiswanden zijn robuuste kolommen gezaagd, waarin de uiteindes van stalen staven het zichtbare bewijs leveren dat dit ooit een onneembaar bolwerk was. Nu huist hier een luxe foodketen waar de geuren van delicatessen de voorbijganger naar binnen lokken. Marqt is de eerste winkel die zijn intrek heeft genomen in The Bank.
De majestueuze kolos aan het Amsterdamse Rembrandtplein, die bijna tachtig jaar dienst deed als hoofdkantoor van ABN Amro, is geen bank meer, maar een minstens zo imposant kantoor- en winkelgebouw.
Nadat de statige bank van Ouëndag en Berlage in de jaren ’60 vrij drastisch was aan- en ingepakt door Zwiers en Fontein, ging Rijnboutt op zoek naar de ziel van het gebouw. In opdracht van Kroonenberg Groep smeedden architecten Kees Rijnboutt en Frederik Vermeesch hun masterplan om het gebouw weer leven in te blazen en het de allure van weleer terug te geven. ‘Het ging ons om de geur van de jaren ’20’, zegt Kees Rijnboutt. ‘We wilden het geheugen van de stad opfrissen en het pand weer een integraal en passend onderdeel laten worden van het stadshart. Daarvoor moest het gebouw zelf ook weer één geheel worden.’ Hij omschrijft hun zoektocht als het maken van een nieuwe partituur in de geest van Ouëndag en Berlage. ‘We hebben dit gebouw niet gerestaureerd of gerenoveerd, maar opnieuw geïnterpreteerd.’ Om tot een moderne interpretatie te komen, werd inspiratie gezocht bij gebouwen uit die tijd: ‘Denk aan het Chrysler en Larkin Building in de VS, het Holland House in Londen.’
De gesloten plint van het bankbolwerk werd opengemaakt voor winkels en horeca die ‘passen op een dergelijke locatie’, met grote verdiepingoverstijgende ramen en een nieuwe entree op de prominente hoek van het Rembrandtplein – vroeger de achterdeur van de bank. Monumentenzorg en Welstand werden overtuigd van de noodzaak die toegang te vergroten, waardoor het gebouw zich opent naar het plein. De ruimte daarboven is bestemd voor kantoren. Wat door Zwiers en Fontein werd dichtgetimmerd, maakte Rijnboutt weer open. Reliëf, ritme en geleding werden teruggebracht in de gevel. De witte dakopbouw, die destijds al snel schampere bijnamen kreeg als ‘nomadenkamp’ of ‘overgekookte melk’, werd transparant gemaakt met een enorme glazen lichtkoepel. Het gewraakte multiplex maakte plaats voor een zinken beslag met felsnaden.
De grootste ingreep vond plaats in het hart van het gebouw, ooit een atrium uit twee delen. In de jaren ’60 werd dit dichtgebouwd voor meer vloeroppervlak; Rijnboutt liet alles van beletage tot tentdak weghakken, zodat het daglicht dieper dan ooit tevoren in het gebouw doordringt. Wie vanaf de Herengracht naar binnenstapt, wordt verrast door een immens lichthof waar glas en natuursteen de toon bepalen. Je ontkomt er niet aan omhoog te kijken, waar op de zesde verdieping, net onder het draadglas, een spectaculaire loopbrug de kroon spant. De scheefgetrokken Ypsilon in de hoogte gaat een samenspel aan met de twee roltrappen in de diepte, die zich elk naar een andere as van het pand voegen.
Over elk detail is nagedacht, niets is hier standaard, tot aan de scharnieren in de toiletdeuren toe, die onzichtbaar zijn weggewerkt omwille van het lijnenspel. De stalen plafond- en dakconstructies zijn juist weer bewust in het zicht gelaten, ook een bewuste interpretatie van het verleden. ‘Na het modernisme zijn we een beetje verleerd hoe we de detaillering van een gebouw kunnen inzetten om invloed uit te oefenen op een veel grotere schaal’, aldus Rijnboutt. Dat daar de ruimte voor was, is te danken aan opdrachtgever Lesley Bamberger van Kroonenberg Groep. Een zeer betrokken opdrachtgever, die tot aan de kleur van de voegen wilde meebeslissen. Rijnboutt: ‘We hebben heel erg veel met elkaar gepraat. Ik vind het een heldendaad dat hij het pand voor de stad heeft behouden. En ook dat hij heeft toegestemd met het slopen van 3.000 m2 uit het hart: dat was een belangrijke stap bij het herstellen van de voorname allure van dit monument.’
tekst Willemijn de Jonge