Het Gerechtsgebouw in Zutphen werd in 1889 in gebruik genomen. Het gebouw is een ontwerp van ‘Justitiebouwmeester’ W.C. Metzelaar. Samen met zijn vader ontwierp hij in de periode 1825 tot 1890 een groot aantal gerechtsgebouwen en gevangenissen. Zo zijn het Gerechtsgebouw van de Noordsingel in Rotterdam, het Poortgebouw in Scheveningen en de koepelgevangenissen in Breda, Haarlem en Arnhem ook van hun hand. De rechtbank in Zutphen was overigens het eerste grote project dat Metzelaar jr zelfstandig uitvoerde. De rechtbank bestond uit één grote zaal in het midden van het gebouw met een aantal vertrekken eromheen, een concept dat voor allerlei gebouwen werd ingezet. Zoals vaker voorkwam in die tijd stond achter de rechtbank een Huis van Bewaring. Het Gerechtsgebouw heeft niet de status van Rijksmonument, het wordt evenwel door de Rijksgebouwendienst als ‘monument’ behandeld.
Het nieuwe Gerechtsgebouw in Zutphen maakt deel uit van het JR 120-project, het huisvestingsprogramma voor het justitieel apparaat. Met JR 120, ontwikkeld door Justitie [de J] en de Rijksgebouwendienst [de R] stelt het Rijk jaarlijks 120 miljoen gulden beschikbaar voor de huisvesting van negentien Gerechten Eerste Aanleg [GEA] en voor de realisatie van een aantal penitentiaire inrichtingen. De regering besloot in 1989 de huisvesting van het justitieel apparaat grondig aan te pakken. De belangrijkste aanleiding hiervoor was de reorganisatie van de rechterlijke macht, waarbij verschillende vormen van ‘rechtspraak in eerste aanleg’ zullen worden samengevoegd. Deze reorganisatie hangt nauw samen met de enorme groei van het werk van de rechterlijke macht. De rechterlijke organisatie van ons land moest in korte tijd moderner, veiliger en doelmatiger gehuisvest worden.
Zutphen is van oudsher een ‘justitiestad’. Behalve de rechtbank is het opleidingsinstituut voor de rechterlijke macht er gevestigd. En in het kader van Cap ‘96, het uitbreidingsprogramma van het gevangeniswezen, is in Zutphen een nieuwe Penitentiaire inrichting en een nieuwe jeugdinrichting verrezen. Omdat Zutphen al jaren de arrondissementsvestigingsplaats was, lag het voor de hand ook het nieuwe gerechtsgebouw in deze stad te huisvesten. Hiermee was de vraag waar het nieuwe gebouw in Zutphen moest komen nog niet beantwoord. Na bestudering van een aantal opties in de stad, heeft men tenslotte gekozen voor sloop van het Huis van Bewaring, waarmee ruimte ontstond voor een grote uitbreiding van het bestaande gebouw. De architectonische kwa-liteit van dit gebouw gaf uiteindelijk de doorslag. Het gebouw werd ingrijpend gerenoveerd en is daarmee als gerechtsgebouw behouden.
Met de sloop van het Huis van Bewaring kwam ongeveer een hectare terrein vrij. Voor het uiteindelijk ontwerp waren de spelregels van het beschermd stadsgezicht – en daarmee de hoogtebeperking – en de bestaande monumentale boomgroepen doorslaggevende randvoorwaarden.
De nieuwbouw staat op het Slijkbolwerk, één van de oorspronkelijke bolwerken van de verdedigde stad. In de afgelopen decennia was de oeverlijn langzaam verzand en zijn de scherpe contouren van het bolwerk verloren gegaan. De onderwaterbodem rond het terrein was daarbij nogal vervuild. Rond het terrein is een damwand aangebracht, waarna de vervuilde grond is afgevoerd naar een daarvoor bestemd depot. Dit gebeurde in nauwe samenwerking met de gemeente. Met deze operatie zijn tegelijkertijd de uit grondig onderzoek gebleken contouren van het bolwerk grotendeels hersteld. De inpassing in het stadsgezicht is zeer bepalend geweest voor het ontwerp. Door het gebouw gedeel-telijk verdiept aan te leggen, komt de nieuwbouw niet boven het bestaande gerechtsgebouw uit. Alleen de toren met de liften, trappen en technische ruimte verheft zich boven de belendingen. De toren vormt het middelpunt van de compositie en het gehele ensemble wil zich verbinden met het silhouet van Zutphen waarin gemetselde torens en wit gestukadrde huizen de boventoon voerenrde huizen de boventoon voeren.
De belangrijkste milieuverdienste van de uitbrei-dingsplannen is het handhaven van het bestaande gebouw. De locatie ligt gunstig ten opzichte van het openbaar vervoer en de stedelijke voorzieningen en draagt zo bij aan de beperking van de automobiliteit. Bij het ontwerpen van de nieuwbouw en de verbouw zijn de milieurichtlijnen van de Rijksgebouwendienst aangehouden. Verder zijn bijna alle bomen op het terrein gehandhaafd. Net als het bestaande gerechtsgebouw zijn deze als een monument behandeld.
De inrichting van het terrein en het bolwerk was in handen van de landschapsarchitect Richard Koek van CH & Partners. Tussen de waterrand en de nieuwbouw is een is een tuingedeelte ingericht met natte en droge beplanting, waar een voetpad doorheen voert. In dit gedeelte is ook een belangrijke rol weggelegd voor een rijk assortiment aan ‘nieuwe’, al behoorlijk volwassen bomen. Hierdoor presenteert het terrein zich aan de Vispoortgracht als een door bomen beschaduwd gebouwencomplex. Vanaf een houten plateau aan de oostzijde van de nieuwbouw, dat boven het water ‘zweeft’, is een ver uitzicht over het water mogelijk. De stilste plek bevindt zich tussen de nieuwbouw en de bestaande bouw. Daar is een binnentuin die uitloopt naar de monumentale boompartij ten westen van het bestaande gebouw.
Meldingen