“Alles draait om flexibiliteit”

Een gesprek over het nieuwe werken

09 maart 2022
Marjolein ten Hoonte 14 van 35

De wijze waarop we de komende tijd ons werk organiseren kan sociale segregatie tegengaan. Dat stellen arbeidsmarktdeskundige Marjolein ten Hoonte en David Thelen, Sectormanager Gebouwde Omgeving bij MVO Nederland. “Al jaren voeren we een beleid waarin maakbedrijven buiten de stad worden geplaatst. Het is hoog tijd om dat te keren.”

 

Hoe gaan we in de toekomst werken? Een gesprek hierover kan niet anders beginnen dan met de vraag die heel werkend Nederland bezighoudt: gaan we, nu de coronacrisis op haar einde loopt, weer en masse terug naar kantoor, blijven we thuiswerken of wordt het een mengvorm? Dit dubbelinterview licht al een tipje van de sluier op. Aan de Utrechtse vergadertafel zit Marjolein ten Hoonte, die zich bij Randstad Groep over veranderingen op de arbeidsmarkt buigt. Via het beeldscherm praat David Thelen mee, vanwege quarantaineverplichtingen aan huis gebonden. Als Sectormanager bij MVO Nederland houdt hij zich ermee bezig hoe veranderingen op de arbeidsmarkt zich in de gebouwde omgeving manifesteren. Ten Hoonte reageert als eerste op de vraag hoe zij aankijken tegen de keuze voor thuiswerken of op kantoor. “Allereerst moeten we ons realiseren dat veel mensen helemaal geen keuze hebben, zoals winkelmedewerkers of verpleegkundigen.

Die moeten hoe dan ook naar hun werk. Ten tweede is het niet zo zwart-wit. Ja, qua techniek is inmiddels wel gebleken dat velen op elke plaats en tijd hun werk kunnen doen, maar andere zaken geven uiteindelijk de doorslag of iemand thuis blijft werken of weer naar kantoor gaat.” Ze doelt onder meer op de bedrijfscultuur, op hoe belangrijk het is om (nieuwe) collega’s te zien (en in te werken) in relatie tot het hanteren van een vaccinatieplicht. Maar bovenal, zegt ze, spelen emoties een rol. Voor de een is thuiswerken een zegen – je hoeft niet te reizen, je combineert werk gemakkelijk met privézaken. Een ander mist juist zijn dagelijkse ritje, of vindt thuiswerken en zorgen voor de kinderen onverenigbaar.
Volgens haar is er ook verschil tussen jongeren en ouderen. “Jongeren zullen over het algemeen liever naar hun werk gaan voor begeleiding en feedback, om zich te profileren, om ingewerkt te worden. Ouderen vertrouwen vaker op hun netwerk, dat ze ook thuis kunnen raadplegen.”

David Thelen 19 van 35

Kantoor van de toekomst

Ten Hoonte ziet dan ook liever dat we de coronacrisis aangrijpen om op een fundamenteler niveau onze definitie van de werkplek, van het ‘kantoor’ te herzien. “En dan heb ik het over de werkplek in brede zin, dus ook de fabriek en de winkel. Wat verwachten we van die plekken, wat zijn de wensen, moeten we daar nog wel van negen tot vijf zijn? Breng dat in kaart en zoek er dan de juiste vorm bij.”
Op het scherm knikt Thelen. “Ik ben erg benieuwd wat er gebeurt als we straks weer vaker naar kantoor gaan. Werken we dan ook op andere manieren, met gebruikmaking van allerlei technologieën, om bijvoorbeeld die hybride vormen te realiseren?” Het initiatief van dienstverlener Deloitte komt ter sprake, waar werknemers experimenteren met een ‘kantoor van de toekomst’. Via een robot, een rondrijdende iPad op schouderhoogte, kunnen thuiswerkers een praatje maken met collega’s op de werkvloer. En op stoelen gemonteerde beeldschermen zorgen ervoor dat medewerkers die online meevergaderen op ooghoogte tussen hun collega’s ‘zitten’. “Net zoals het beeldscherm met daarop levensgroot de zangeres Anouk in het tv-programma The Voice of Holland,” reageert Thelen. “Ik vind dat je dit soort experimenten moet omarmen, om zo uit te vinden wat de best werkende mogelijkheden zijn.” Ten Hoonte: “De belangrijkste reden om fysiek samen te zijn, is om iets te creëren, om samen te brainstormen. Ik denk dat het stimuleren van het creatieve proces de voornaamste reden is om naar het werk te komen. Dat moet dus een belangrijk criterium zijn voor de manier waarop we onze werkruimtes inrichten.”

Werken, wonen, winkelen

Over hoe we dat doen, bestaat nog geen eenduidige visie. KPMG hanteert de term ‘clubhuis’, maar dat roept bij Thelen en Ten Hoonte geen warme gevoelens op. Thelen vindt bovendien dat ontwerp en inrichting van het toekomstige kantoor ook afhangen van klimaat en energieambities, die hoe dan ook in de gebouwde omgeving gerealiseerd moeten worden. Volgens hem is het toverwoord flexibiliteit. “Er staat ons veel te wachten. Op het vlak van digitalisering, nieuwe infrastructuren, een andere arbeidsmarkt. Werkruimtes moeten dus makkelijk en snel aanpasbaar zijn. Het ene moment moet je uitbreiden, een halfjaar later moet je als bedrijf weer inkrimpen omdat iedereen online werkt.” Daarnaast roept Thelen op om functies te mengen – zodat in een gebouw niet alleen gewerkt wordt, maar ook gewoond, gewinkeld en gerecreëerd. Hij krijgt bijval van Ten Hoonte, die absoluut niet begrijpt waarom elk bedrijfspand zijn eigen voorzieningen heeft. “Dat is toch raar? Waarom hebben we een kantine als de buren er ook een hebben? Ik zou graag zien dat bedrijven dit soort functies delen. En dat ze ook ruimte bieden aan gezamenlijke kinderopvang. Of aan een bakker, een café.” Ze noemt de bedrijven op de High Tech Campus Eindhoven, waar een eigen kantine verboden is. “De gemeenschappelijke kantine in de plint werkt ontmoeting en uitwisseling tussen werknemers van verschillende bedrijven in de hand. Let wel, dit mengen en delen van voorzieningen is niet alleen voorbehouden aan de diensten- en creatieve sector. Ook makers en andere meer industriële bedrijven doen dit. Die delen bijvoorbeeld 3D-printers.” In de architectuur en stedenbouw duikt steeds vaker de campustypologie op om de menging tussen wonen en werken voor elkaar te krijgen – vaak aangevuld met voorzieningen en onderwijsinstellingen. Ten Hoonte: “Een campus? Vroeger noemden we dat toch gewoon een buurt? Hier ging je naar school, daar haalde je brood, hier deed je dit, daar deed je dat.” Thelen is iets positiever. “Een campus kan een kleine samenleving zijn, voor geborgenheid zorgen. Een fysieke plek waar functies en mensen echt verbonden zijn. Zeker in een gedigitaliseerde samenleving kan dat goed functioneren en zelfs tot zingeving leiden – omdat je tot echte sociale contacten komt, tijdens en buiten je werk. Het is bovendien een ruimtelijke opzet die het delen van voorzieningen mogelijk maakt.”
Toch snapt hij de scepsis van zijn gesprekspartner. “Een campus roept de associatie op met het hoger onderwijs. Het gevaar bestaat dat ze als enclaves in de stad liggen.” Ten Hoonte knikt: “Ik heb de indruk dat voor cruciale en dagelijkse functies, zoals zorg en hulp in het huishouden, op campussen vaak geen plek lijkt te zijn.”

In ketens denken

Het brengt Thelen en Ten Hoonte op een onderwerp dat hen beiden aan het hart gaat: de voortgaande segregatie, die niet alleen op de woningmarkt plaatsvindt maar ook in hoe we in de stad werken. “Ik zou graag zien dat we in steden en wijken in ketens gaan denken,” zegt Ten Hoonte. “Dus dat de hoogleraar die aan studenten uitlegt hoe je een gebroken been behandelt in direct contact staat met diegene die het gips zet. Of dat een hightech bedrijf als ASML nauw verbonden is met zijn toeleveranciers, die de onderdelen voor hun chipmachines produceren.” Hier en daar zijn er geslaagde voorbeelden – zoals de Eindhovense Brainport Industries Campus – maar volgens Ten Hoonte wordt de maakindustrie over het algemeen stiefmoederlijk behandeld. “Al decennialang voeren we een beleid waarin maakbedrijven buiten de stad worden geplaatst. Het is hoog tijd om dat te keren.”

Rigoureuze koerswijziging

Dan snijdt Marjolein ten Hoonte een elementaire kwestie aan. Het wel of niet hebben van betaald werk is volgens haar doorslaggevend in de keuzes die we in ons leven maken. Ga maar na, een baan – en alle harde kaders die daarbij horen, zoals contracten, pensioenregelingen, salaris – bepaalt in veel gevallen of we een huis kunnen kopen, onze zorgverzekering kunnen betalen, de kinderen een opleiding kunnen bieden. Dat kan en moet anders, meent Ten Hoonte. “Het is tijd voor een rigoureuze koerswijziging waarin we ons streven naar bestaanszekerheid op een andere manier kunnen beïnvloeden. Om te beginnen door koopen huurwoningen weer betaalbaar te maken, door de kloof tussen arm en rijk te dichten.” Ze vervolgt: “Werknemers moeten het heft in handen krijgen. Zodat we straks zelf kunnen bepalen hoe we ons over de arbeidsmarkt bewegen, of we een nieuwe opleiding willen volgen, of we willen verhuizen zonder bang te zijn dat een eventueel ontslag roet in het eten gooit.”
Die focus op de werknemer mist Ten Hoonte nogal eens in de discussies over verduurzaming en duurzaam ondernemen. “Het gaat al snel over planet en profit, maar hoe zit het met de people? Een duurzame manier van werken betekent dat we zelf nadenken over hoe we tot ons 67e voor onszelf zorgen. Dat we zelf nadenken over onze productiviteit, over wel of niet omscholen, over ons netwerk.”

34-urige werkweek

Het relaas van Ten Hoonte brengt David Thelen op het belang van een werkomgeving die welzijn en gezondheid bevordert. “Een werkplek ‘waar je de lucht kunt zien’, die in verbinding staat met de buitenwereld. Met een inrichting die inspeelt op een veranderend werkritme, waar de balans met andere belangrijke zaken in het leven is hersteld.” Dit klinkt simpel, maar in de praktijk ziet Thelen te weinig vernieuwende typologieën. Hij wijt dat aan het juk van de hoge grondprijzen, maar vooral aan het gebrek aan regie. “Kijk, het concept dat we net op tafel leggen, dat je wilt wonen en werken in dezelfde wijk, is wereldwijd geaccepteerd. Maar het gebeurt amper.” Ten Hoonte: “Het is van de gekke dat in de Amsterdamse Bijlmer loftwoningen van een miljoen euro verrijzen, in een stadsdeel met overwegend lagere inkomensgroepen en waar de werkeloosheid hoog is.”
Het gebrek aan coördinatie en sturing wijt Thelen aan onwetendheid en vrees. “Als we dit gesprek echt goed willen voeren, moeten we met de billen bloot.” Met instemming refereert hij aan Achmea, de zorgverzekeraar die onlangs een 34-urige werkweek invoerde. “Ik ben benieuwd welke discussies en overwegingen nodig waren om de keuze voor een zesurige werkdag te legitimeren. Daar kunnen anderen een voorbeeld aan nemen.”

Dit artikel is gepubliceerd in Rijnboutt Magazine #13 Werk (december 2021).
Liever een fysiek exemplaar? Vraag ‘m aan via press@rijnboutt.nl.

Tekst: Mark Hendriks
Deelnemer gesprek: Richard Koek
Fotografie: Ineke Oostveen