In de wederopbouwjaren na de Tweede Wereldoorlog nam de bevolkingsgroei sterk toe en was er grote behoefte aan gezinswoningen. Na de snelle industriële bouwfase van de eerste drie decennia nam de behoefte naar meer variatie en sociale samenhang toe. De zogenoemde ‘bloemkoolwijken’ werden ontwikkeld passend bij de samenleving van dat moment.
Julianadorp is zo’n dorp waarvan de structuur de typische kenmerken van een bloemkoolwijk heeft. Een bijzondere locatie met voldoende kwaliteiten, zoals de gunstige ligging tussen de Noordzee in het westen en het Noord-Hollands Kanaal in het oosten. Aan de overige twee zijden is een open polderland met bollenvelden en op vijftien minuten afstand ligt de stad Den Helder. Julianadorp is een enclave in de polder die gekenmerkt wordt door een actieve en betrokken gemeenschap van 15.000 inwoners die, omdat het dorp aan zee ligt, aangevuld wordt met bijna een miljoen bezoekers per jaar.
Bloemkoolwijken die verspreid over heel Nederland in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw werden gebouwd, ontlenen de naam aan de letterlijke uitwerking van een organisatieprincipe: woningen zijn groepsgewijs rond woonerven gesitueerd en liggen als bloemkoolroosjes aan de hiërarchisch geordende hoofdwegen, vergelijkbaar met een stam waar nieuwe takken aan groeien. Woningen kenmerken zich door een gevarieerde architectuur maar vormen samen wel een herkenbaar geheel, net als een bloemkool.
Deze wijken zijn ontwikkeld vanuit een duidelijke opvatting over leefbaarheid, saamhorigheid en de menselijke schaal. “Een paternalistische wijkgedachte waarbij alle voorzieningen voor iedereen binnen handbereik zijn”, vertelt Richard Koek, stedenbouwkundige, landschapsarchitect en partner bij Rijnboutt.
Ondanks deze mooie sociale opvattingen van toen en het gezin als hoeksteen van de samenleving, begon het eind jaren tachtig te schuren. De katholieke basis van de Nederlandse samenleving brokkelde af. Ook in de vakwereld nam de kritiek op de vorm- en karakterloze wijken toe.
De wijkgedachte is ingehaald door de tijd; de samenleving is gevarieerder en wereldser geworden. Alleen al door de toenemende individualisering en vergrijzing van de maatschappij is het aantal één- en tweepersoonshuishoudens sterk toegenomen. Ook Julianadorp kenmerkt zich door relatief veel bewoners in de leeftijd van zestig en zeventig jaar die er toentertijd een betaalbaar huis kochten en er altijd zijn blijven wonen. Er bestaat nu een serieus probleem: de instroom van nieuwe bewoners stagneert. Voor hen is er te weinig nieuw aanbod en zij stellen andere eisen aan wonen en hun omgeving.
Want sluipenderwijs was Julianadorp aangepast en dat was niet per se een vooruitgang. Het dorpsgebied werd onsamenhangender, fietspaden, die in de oorspronkelijke opzet geen belangrijk onderdeel van de buurt uitmaakten, werden later kriskras door de wijk aangelegd. Het openbaar groen nam in kwaliteit af en was als drager versnipperd. Mensen verdwaalden, wisten de voordeur niet van de achterdeur te onderscheiden en met schuttingen werd steeds meer aangegeven waar de privétuin eindigde en de gemeentegrond begon. Voorzieningen verdwenen of wisten hun maatschappelijke rol in de wijk niet te behouden. En ook de toename van verharding en lukraak geparkeerde auto’s heeft veel invloed op de ruimtelijke beleving. Terwijl samenhang en gemeenschapszin de oorspronkelijke bedoelingen waren, voelen mensen zich steeds minder veilig of betrokken bij de dorpse samenleving.
Ook de relatie tussen de wijken en het polderlandschap is onduidelijk. Er is nauwelijks verbinding tussen de oude dorpskern en de zee en de duinen, en groen en water vormen geen relatie met het omringende landschap. In dit tuindorp overheerst een gevoel van geslotenheid, iets dat in scherp contrast staat met het weidse landschap.
De kritiek op de bloemkoolwijken zwol verder aan, evenals de vakinhoudelijke discussie. De bloemkoolwijken raakten in het verdomhoekje en werden eind jaren tachtig doodverklaard. Een nieuw alternatief verrees: de Vinex-wijk. Deze opvolger van de jaren negentig heeft ongeveer hetzelfde programma als een bloemkoolwijk maar dan in een andere jas: de wijken zijn opgezet volgens de eisen van deze tijd, zoals een betere aansluiting met de stad, een heldere ruimtelijke structuur, betere energievoorzieningen en aandacht voor duurzaamheid.
Voor verschillende bloemkoolwijken worden initiatieven ontwikkeld. De Haagse Beemden in Breda en Zevenkamp in Rotterdam zijn goede voorbeelden van wijken waarvoor studie is gedaan naar een nieuw stedenbouwkundig plan. “Er wordt weliswaar veel onderzoek gedaan, maar we zitten nog in de pioniersfase en er bestaat weinig vernieuwing”, vindt Richard. Het tempo waarin vernieuwingsplannen worden gemaakt mag wat hem betreft omhoog.
“De uitdaging van de toekomst”, zegt hij, “is niet om de bloemkoolwijken af te breken. In potentie bestaan er volop mogelijkheden tot transformeren zodat een woongebied zoals bijvoorbeeld Julianadorp aantrekkelijker wordt voor nieuwe bewoners en tegelijk aansluit bij de energietransitie en de klimaatadaptatie. Het is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van woningcorporaties, gemeenten en de overheid, een maatschappelijke plicht om in te grijpen.”
Dat beoogde ook het College van Rijksadviseurs samen met het projectteam Panorama Lokaal met deze prijsvraag. Hiermee wil het de aandacht vestigen op ideeën om zeven van die wijken uit de jaren zeventig en tachtig aan de rand van de stad te revitaliseren en klaar te maken voor de toekomst.
“Voor ons ontwerpers is het een zeer interessante en ook belangrijke opgave om een stedenbouwkundige visie en aanpak uit te werken zoals we hebben gedaan voor Julianadorp. Er liggen voldoende kansen door de uitzonderlijke positie van het dorp te benutten en de relatie met zijn omgeving opnieuw te definiëren”, meent Richard.
In die visie is Julianadorp in 2050 een samenhangende en open enclave met collectieve hofjes met tien à twintig woningen in een autoluw gebied met groen en water, met kringlooplandbouw, zorg en recreatie als economische dragers. Een zelfvoorzienend dorp, maar open naar buiten, uitnodigend voor bewoners en bezoekers. Waar bewoners veel meer eigen initiatieven ontwikkelen en er ruimte is voor vernieuwing in wooncultuur. Kortom, een ecocentrisch dorp met een volledig circulair woon-werk-recreatielandschap.
“Deze aanpak voor Julianadorp kan model staan voor de aanpak van andere bloemkoolwijken. Samen met bewoners, gemeenten, corporaties en ondernemers kan een passende, doelgerichte aanpak leiden tot nieuw elan voor de wijk, waar nieuwe bewoners met enthousiasme hun huis en samenleving kunnen vinden.”
» Lees de visie van Team Rijnboutt in Rijnboutt Magazine #12
Tekst: Viveka van de Vliet
Beelden: Rufus de Vries