De beelden waren er al. Nu ook de laatste gebouwen worden opgeleverd kunnen we ter plekke gaan zien waartoe een ontwerpproces dat in 2001 begon heeft geleid. Locatie: de Lloydpier in Rotterdam. Stedenbouwkundig ontwerp: Rijnbout in opdracht van Van der Looy Projectmanagement. Programma: hoofdzakelijk wonen (759 woningen en appartementen). Welke basiskwaliteiten uit de oorspronkelijke visie zijn ruim twintig jaar later terug te zien in het eindresultaat?
Het Lloydkwartier is een buurt in het oude havengebied Delfshaven aan de noordzijde van de Maas. Genoemd naar de scheepvaartmaatschappij Koninklijke Rotterdamsche Lloyd vertrokken vanaf hier de passagiersschepen naar Nederlands-Indië. In de jaren 60 van de vorige eeuw verplaatsten de havenactiviteiten zich naar de nieuwere havens in Rotterdam-Zuid. Dertig jaar later werd een begin gemaakt met de grootschalige reconstructie van het gebied. Na het verrijzen van de eerste woonblokken op de Müllerpier was het de beurt aan de Lloydpier.
“De nieuwe inrichting van de Lloydpier is een volgende stap in de ontwikkeling van Rotterdam als stad aan de Nieuwe Maas. Steeds meer wordt de onuitputtelijke kwaliteit van de rivier ontdekt en worden de oevers openbaar en voor wonen geschikt gemaakt,” aldus de combi Van der Looy / Rijnboutt in het kader van een door de gemeente uitgeschreven ontwerpprijsvraag. Voor de prijsvraag, die wil voortbouwen op het succes van de Kop van Zuid, vraagt de gemeente een goed onderbouwde marktvisie. Van der Looy / Rijnboutt komen als winnaar uit de bus. We schrijven december 2001.
Het superblok, zoals dat staat omschreven in het Masterplan Schiehaven Müllerpier, fungeert ook als startpunt voor de stedenbouwkundige visie van de Lloydpier. Het woord ‘pier’ geeft aan dat het om een schiereiland gaat; omgeven door de weidsheid van het water ademen de ruwe klinkers van de kade de maritieme sfeer van toen. Nog steeds een aanlegplaats voor grote schepen geldt de kade, breed aan de zuidkant en smal aan de noordkant, als de hoofd-ontsluitingsroute in het plan en begeleidt het de grens tot aan waar de bebouwing is gedacht. Het aldus ontworpen volume wordt haaks op de lengterichting doorsneden door drie straten, resulterend in vier kleinere blokken. Van deze blokken worden er drie voorzien van een windstil binnenhof.
Om een diversiteit aan functies mogelijk te maken, krijgt de begane grond van elk blok een hoogte van vier meter. Verdiepingshoge poorten aan weerszijden bieden uitzicht vanuit de binnenhoven naar het water, zoals de straten dit doen voor het schiereiland als geheel.
Nagenoeg het gehele plangebied wordt van een ondergrondse parkeergarage voorzien. Het gebied wordt aan de oost-, zuid- en westzijde opgespannen tussen drie torens, die de stedelijke uitstraling van het gebied bekrachtigen. Voor het materiaalgebruik verwijst de visie naar de historie van het gebied, waarvan een enkel voor het plangebied behouden complex getuigt: “De architectuur van de gebouwen refereert aan de architectuur van het veem- en entrepôtgebouw. Het dominant te gebruiken materiaal zal baksteen zijn.”
Eenmaal geaccordeerd, begint het project voortvarend. De ambitie is hoog en de architectenselectie navenant. De westelijk gelegen volumes A en B worden toevertrouwd aan De Zwarte Hond, DP6, Geurst & Schulze, Claus en Kaan Architecten, AWG Architecten en Rijnboutt. 2005 geldt als start bouw. Dan breekt in het najaar van 2008 de financiële crisis uit die de vastgoed- en bouwwereld ongemeen hard treft. De realisatie van blokken A en B verloopt desondanks volgens plan en in 2011 wordt als laatste de Lloydtoren opgeleverd. De economische malaise die resulteert in een drastische daling van de woningbouwproductie en de investeringen in onroerend goed, treft wel de blokken C, D en E. Uitstel is hier het devies.
Met de op 8 juli 2014 aangenomen Wet Ruimtelijke Ordening, een gemeentelijk Raadsvoorstel dat een actualisering voorschrijft van bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar, wordt tegemoetgekomen aan de ontstane impasse. De nieuwe wet biedt ruimte aan een herziening van eerder genomen besluiten, wat nodig is nu marktconsultatie dicteert dat woningen kleiner moeten en het aantal omhoog. Er wordt geschoven met de posities van straten en ook de bouwenvelop van de resterende blokken wordt opnieuw bekeken. De drie blokken C, D en E worden teruggebracht tot twee, met in het meest rechtse ‘blok’ een hoekgebouw als ‘toren’. In 2019 gaan de eerste palen in de grond en dit jaar bevinden de meeste gebouwen zich in de eindfase. De verwachte oplevering van het laatste gebouw is 2024.
Nu, ruim twintig jaar overziend, kunnen we de balans opmaken. Waar er is afgeweken van de oorspronkelijke stedenbouwkundige visie, kan dit worden toegeschreven aan het raadsbesluit van 2014 en bijgestelde prognoses binnen de vastgoedwereld. In de hernieuwde situatie zijn de blokken C en D samengevoegd tot één groot woonblok naar ontwerp van Arons en Gelauff Architecten en Architectuur Maken en zijn de monumentale poorten die zicht bieden op het water in aanwezigheid en schaal fors verkleind. De wijzigingen zijn duidelijk ingegeven door de wens het aantal te realiseren woningen flink op te voeren. Anders dan de binnenhoven van de blokken A en B die publiek toegankelijk zijn, is het binnenhof van blok C er alleen voor de bewoners. En het moet gezegd: bij een projectbezoek op een doordeweekse ochtend blijkt het de enige plek waar kinderen spelen.
Wat verder opvalt is de ‘coupure’ in architectuurstijl in wat ooit is gedacht als één stedelijke wand langs elk van de beide kades. De woonblokken A en B van voor de crisis representeren zichtbaar een andere tijdslaag dan die van de blokken C en D. Het totaalbeeld is er gevarieerder op geworden, maar de eenheid binnen het plan als het resultaat van één overkoepelende visie is er niet door verbeterd, temeer omdat er voor de tweede fase is afgeweken van de rol en positionering van de torens, die bovendien de herkenbaarheid missen van die uit het eerste deel. Wat wel overeind is gebleven is de kracht van een eenvoudige opzet van stedelijke, alzijdige bouwblokken: stoer en weids aan de buitenkant en met een luwte en intimiteit aan de binnenkant.
Wat ook ongewijzigd is gebleven, maar wat we vandaag echt anders zouden doen, is het gebruik van beton en baksteen als de twee overheersende bouwmaterialen. In termen van duurzaamheid valt er – in retrospectief – een wereld te winnen. Het projectbezoek leert dat het eindresultaat qua duurzaamheid bij kritische bewoners niet hoog scoort, al is dat het project zelf niet helemaal aan te rekenen. Ondanks de aanwezigheid van een geavanceerde windturbine op het dak van blok C wordt gesproken over ‘gemiste kansen’.
Uitzondering vormt het project SAWA van het architectenbureau Mei Architecten, niet voor niets het laatste nog te voltooien gebouw op de Lloydpier, dat meer dan de andere gebouwen een duidelijke duurzaamheidsambitie omarmt. SAWA wordt het eerste geprefabriceerde houten appartementencomplex in Rotterdam.
Er was ruim twintig jaar nodig om de ontwikkeling van de Lloydpier te voltooien. In die twintig jaar lieten veranderingen in de maatschappij en in de vastgoedmarkt de bouwwereld niet ongemoeid, toch bleek de stedenbouwkundige opzet van de Lloydpier voldoende robuust om als onderlegger voor dit nieuwe stuk stad te dienen. Het maakt nieuwsgierig naar hoe het stadsdeel zich in ‘het volle gebruik’ staande zal houden en hoe het er over nog eens twintig jaar uit zal zien.
Tekst: Jan van Grunsven