Gebiedsontwikkeling begint bij de burger

10 januari 2022
Rijnboutt Magazine 13 - Esther Fleers en Frans Soeterbroek - door Ineke Oostveen

“Gebieds- en functiemenging zorgen voor aantrekkelijke en veiliger wijken. Het voorkomt verdere segregatie.” “Inclusiviteit is méér dan bepaalde sociale klassen mengen. De gemengde stad werkt op lange termijn voor geen meter!” Op uitnodiging van Rijnboutt gaan Esther Fleers en Frans Soeterbroek in gesprek over ‘stadmaken’. Wat betekent het eigentijdse woonvraagstuk voor ‘kwetsbare wijken’?

 

Esther Fleers, directeur van Heijmans Vastgoed regio West, en Frans Soeterbroek, socioloog, stadmaker en oprichter van De Ruimtemaker, treffen elkaar in Den Haag Zuidwest. Een kwetsbaar gebied, waar Heijmans in samenwerking met corporatie Staedion en de gemeente Den Haag een succesvolle wijkvernieuwing wil realiseren. De wederopbouwwijken Dreven, Gaarden en Zichten moeten een aantrekkelijk, veerkrachtig en duurzaam woon- en werkgebied worden. De ambitie om van deze buurten een vitale wijk te maken bleek het startpunt voor een twistgesprek over de inclusieve stad, participatie en de rol van de burger in de gebiedsontwikkeling.

Gemengde wijk als tovermiddel

Den Haag wil een inclusievere stad worden. Maar hoe maken we de stad inclusief en van wie is de stad? Frans Soeterbroek vraagt zich direct hardop af: wat ís een inclusieve stad? En wat levert dat op? Esther Fleers’ respons klinkt helder: “Ik geloof heel erg in een gemengde en inclusieve stad. Het is een plek waar elke doelgroep met elkaar kan wonen en werken. Waar verschillende woontypologieën geïntroduceerd worden, waar mensen wooncarrière kunnen maken, waar werkplekken dichtbij huis zijn wat bijdraagt aan een duurzame mobiliteit. Het is een stad waar verschillende sociale klassen mengen en elkaar kunnen versterken.” De combinatie van wonen en werk vormt een prominente component in deze ruimtelijke opgaven, stelt Fleers. “De inclusieve stad kent aan werk en werknemers, de maakindustrie, een plaats toe in het geheel. Om kwetsbare wijken tegen te gaan is een gemengde stad noodzakelijk.”

“Gebieds- en functiemenging zorgen voor levendige en aantrekkelijke wijken, de veiligheid neemt toe en het voorkomt verdere segregatie,” licht Fleers verder toe. Toch druist dit eigentijdse inclusieve denken in tegen Soeterbroeks sociale visie op stadmaken: “Inclusiviteit is méér dan bepaalde sociale klassen mengen. De gemengde stad werkt op lange termijn voor geen meter! We moeten samen de stad maken. Er is nood aan een fijngevoeliger strategie. Op een organische manier dingen laten gebeuren.”

Als zelfbenoemd activistische adviseur denkt Soeterbroek niet vanuit grote opgaven, een begrip waar hij lichtelijk geïrriteerd van raakt. “Er moet maatwerk worden geleverd voor de huidige bewoners in plaats van grootschalig te mengen. De woningdifferentiatie helpt niet per se voor de wijkeconomie. Het draagt bij aan schoonheid en veiligheid, maar brengt de sociale samenhang niet vooruit,” betoogt hij. In deze bevraging van de meerwaarde van functiemenging divergeren Fleers en Soeterbroek. Ze vinden elkaar in de kracht van participatie. Maar ze begeven zich op andere schaalniveaus. De sociologische blik van Soeterbroek vertrekt vanuit de bewoner, terwijl Fleers’ overkoepelende visie op wijkvernieuwing uitgaat van samenwerkingen tussen marktpartijen, gemeenten en corporaties, waarin participatie uiteraard een belangrijke rol speelt. Ze heeft zich de afgelopen jaren vanuit haar ontwikkelaarsrol ingezet voor de maatschappelijke meerwaarde van vastgoed.

Atypische vastgoedrol

“Om de opgaven van vandaag het hoofd te bieden, moeten we beter begrijpen wat er aan de hand is in de wijken. De rol van ontwikkelaars verandert,” beweert Fleers. De casus Den Haag Zuidwest demonstreert de poging van Heijmans om een bijdrage te leveren aan de leefbaarheid in deze wijken voor zowel de huidige als toekomstige bewoners, door aandacht te hebben voor programmering die de werkgelegenheid en wijkeconomie stimuleert. “We kunnen als ontwikkelaar een verbinding maken tussen het ruimtelijke-fysieke domein en het sociaal-maatschappelijke domein,” verklaart Fleers. De vraagtekens bij Soeterbroek worden leesbaar: “Ervan afgezien dat Heijmans het goed zal bedoelen, om nu als marktpartij te claimen dat je een regie voert over een buurt, is verontrustend. De wooncrisis toont aan dat we moeten teruggrijpen naar de bewoners, naar het lokale activisme.” (…) “Stadmaken is een publieke zaak. Dat begint bij de bewoners. Zo simpel is het. Door in grote opgaven te denken is er een soort nieuwe bestuurlijke arrogantie ontstaan bij de markt, de overheid en corporaties,” verklaart hij. Die grote opgaven landen vaak als ufo’s bij de buurtbewoners. Mensen komen logischerwijs in verzet omdat de transformatieplannen niet als eigen aanvoelen. “We handelen nog te reactief!” De bewoners worden pas betrokken als de marktpartijen, de gemeente en de overheid hun plannen gemaakt hebben. “Dat is te laat.”

De fundamentele vraag is: wie bepaalt wat er in deze wijken gebeurt? Soeterbroek: “Het is een democratische misser dat de bewoners niet als prominente schakel worden ingezet bij wijkvernieuwing. Begin bij gebiedsontwikkeling eerst met het betrekken van de bewoners en handel niet vanuit de marktpartij.” Er wordt in Den Haag Zuidwest doelbewust met de huidige bewoners samengewerkt om de slaagkansen van de wijkvernieuwing te verhogen. Maar ze vormen een onderdeel in een groter structureel geheel waarin diverse (markt)partijen aan de touwtjes trekken. Een doorn in het oog van Soeterbroek.

Rijnboutt Magazine 13 - Frans Soeterbroek - door Ineke Oostveen
Rijnboutt Magazine 13 - Esther Fleers - door Ineke Oostveen

Kwetsbare wijken

De transformatie van functiescheiding naar functiemenging in de wederopbouwwijken is een belangrijke maatschappelijke en culturele opgave. Een nieuwe buurteconomie in Den Haag Zuidwest creëren waar zowel de huidige als de toekomstige bewoners zich thuisvoelen, is een complexe zaak. “De problematiek met de leefbaarheid, in combinatie met de enorme druk op de woningmarkt, zorgt ervoor dat breed het besef groeit dat er iets moet gebeuren in de wijken,” duidt Fleers. Het gebied zal de komende vijftien jaar transformeren en verdichten.

Hoe zet je zoiets op? De hoe-vraag is volgens Fleers nog niet structureel te beantwoorden. “Er ontbreekt een eenduidige aanpak voor de herstructureringsopgave, terwijl we zien dat in veel steden dezelfde opgaven liggen. Overal zijn er wijken waar dit aan de hand is. En de opgaven verschillen misschien van wijk tot wijk, maar dat betekent niet dat we steeds opnieuw het wiel hoeven uit te vinden.” Marktpartijen kunnen de probleemstelling agenderen en met de betrokken partijen een integrale aanpak uitwerken waarin de bewoner een cruciale rol vervult. “Wij gaan hier niet ontwikkelen zonder de bewoners!” Om integraal te kunnen werken hebben gemeenten bewoners en lokaal activisme nodig, stellen beide gesprekpartners. Bewoners zijn een buitengewoon krachtig middel tegen verkokerd denken en werken. Soeterbroek: “We moeten toch minder markt hebben, en meer publieke sector. Corporaties moeten handelen als volkshuisvester in plaats van als semimarktpartij.”

Zowel Fleers als Soeterbroek pleiten voor het opnieuw toekennen van een bredere rol aan woningcorporaties in wijkvernieuwingen. Die weten wat er speelt in de sociale wijken. In plaats van zich alleen te ontfermen over complexbeheer moeten corporaties weer aan wijkvernieuwing kunnen doen. Nu hebben ze die financiële ruimte en middelen niet.

De wederopbouwwijken in Den Haag Zuidwest beschikken over sterke ruimtelijke kwaliteiten (ruime opzet en veel openbaar groen). De potentie voor verdichting en het creëren van een gezonde leefomgeving is hier torenhoog. In combinatie met sociaal-maatschappelijke vraagstukken als leefbaarheid, betaalbaarheid en sociale cohesie vraagt dit om een integrale wijkaanpak. “Want een integrale aanpak gaat verder dan alleen de woonomgeving,” poneert Fleers. “Het is de taak van de rijksoverheid om overkoepelend te werken in gebiedsontwikkeling, en een meer integrale wijkaanpak op te zetten waar alle stemmen worden gehoord,” beaamt Soeterbroek.

Verbinding

“Het behoud van de sociale structuur in Den Haag Zuidwest is een belangrijke uitdaging,” erkent Fleers. Die sociale structuur is een krachtig instrument. Toch meent Soeterbroek dat er over het algemeen nog te weinig wordt gestuurd op het behoud van deze structuren: “Dat komt omdat mensen benaderd worden als consument van hun buurt, als ‘eindgebruiker’ en niet als burger.” Er ligt een onmiskenbare rol voor lokaal activisme bij een cultuur van ‘samen de stad maken’. “Het begint met kijken naar wat er al is,” zegt Soeterbroek. Fleers stemt hiermee in en geeft aan dat je op wijkniveau moet achterhalen welke (woon-werk) kwaliteiten aanwezig zijn en dat je deze vervolgens moet versterken. “Het zichtbaar maken van de informele wijkeconomie is doorslaggevend.” Het makkelijkste is om voort te bouwen op wat er is. Je begint niet vanaf een nulpunt. “Dit is een foutief idee bij gebiedsontwikkeling. Er borrelt al heel wat in wijken. Leer om van daaruit te werken,” stelt Soeterbroek. Laat het transformatiegebied Den Haag Zuidwest hierin een voorbeeld zijn. De verbinding met de burgers op kleinschalig niveau vormt een minimale vereiste in gebiedsontwikkeling. “Want de samenleving herbergt veel collectieve kracht. Het gaat erom die aan te boren en op een hoger plan te brengen. Dat doe je door ruimtelijke en stedelijke ontwikkeling te verbinden en te vervlechten met democratische vernieuwing en gemeenschapsvorming,” zegt Soeterbroek. “Daarbij komt dat overheden nog te sterk gericht zijn op hun eigen agenda, systemen en logica. Dat werkt verbinding tegen. Terwijl die essentieel is in gebiedsontwikkeling.”

Dit artikel is gepubliceerd in Rijnboutt Magazine #13 Werk.

Tekst: Charlotte Thomas
Deelnemer gesprek: Desirée Eggink
Fotografie: Ineke Oostveen