Niet in simpele structuren te vatten

Pleidooi voor een lokaal verankerde economie

28 januari 2022
Rijnboutt Magazine 13 - Najah Aouaki

“Is dit de straat waar de eendagszaak zit? Zeg maar, een winkel waar bewoners eigen initiatieven mogen uitproberen? Een initiatief van Rochdale?” Najah Aouaki, econoom en stadsstrateeg voor creatieve en inclusieve steden, is zojuist in de Buurtkeuken gearriveerd voor een gesprek naar aanleiding van haar opiniestuk eind vorig jaar in Het Parool. Daarin toonde ze zich zowel kritisch als bezorgd over de wijze waarop de gemeente Amsterdam haar circulaire ambities waarmaakt. Of laat liggen, het is maar hoe je het beschouwt.

 

“Hebben jullie een specifieke gedachte bij deze locatie?” wil Aouaki weten. Onze reden om in de Buurtkeuken in de Lodewijk van Deysselstraat af te spreken hadden we voor later in het gesprek willen bewaren, maar nu trappen we ermee af. De Van Deysselbuurt wacht een ingrijpende vernieuwing, leggen we uit. Deze naoorlogse wijk uit het AUP kampt met een lage leefbaarheid en kansarmoede. “Ontwikkelbuurt?” onderbreekt ze. Ja. Het gaat om een vernieuwings- en verdichtingsopgave in opdracht van Rochdale, waarbij renovatie hand in hand gaat met sloop en nieuwbouw. Uitgangspunt is dat de huidige bewoners in de buurt moeten kunnen blijven wonen. De Lodewijk van Deysselstraat, van oorsprong het hart van de buurt, blijft intact. Aouaki knikt. “Die woningen die jullie bouwen zijn voor een ander segment?” Ja en nee. Van de bestaande woningen wordt ongeveer de helft gerenoveerd, de andere helft betreft sloop/nieuwbouw. Vanuit de wens om te verdichten worden er ongeveer zevenhonderd woningen aan de buurt toegevoegd. Voor een deel van de bewoners wordt uitgegaan van een grotere bestedingsruimte, het andere deel is afkomstig uit de sociale sector. Beide groepen staan nieuwbouw én renovatiewoningen ter beschikking. “In Amsterdam-Noord wordt die hoeveelheid nieuwkomers en de snelheid waarmee dat gepaard gaat echt als geweld ervaren. Jullie willen dat er hier sprake is van een meer organische ontwikkeling? Een grote opgave.” In één adem vervolgt ze: “Kennen jullie mijn project in de Javastraat? Met de winkeliers?”

Een economie van welbevinden

Als huiswerk hadden we het artikel in Het Parool bestudeerd. Dat stuk wond er geen doekjes om: “In één keer is zichtbaar waar economen, nationaal en internationaal, al jaren voor waarschuwen. Namelijk dat het huidige neoliberale economische model de ongelijkheid al decennialang doet toenemen. (…) De financiële markten, kortetermijnwinsten en kapitaal zijn leidend geworden, de menselijke maat is uit het oog verloren. Dit systeem staat heel ver af van het ideaalbeeld van marktwerking die zou leiden tot het beste product voor de beste prijs.” Aouaki verbaasde zich erover waarom de gemeente haar ideeën voor Amsterdam Donutstad, naar het model van econoom Kate Raworth, zo beperkt inzet. Raworth, schreef Aouaki, streeft in haar donuttheorie naar een balans tussen “het ecologisch plafond” en “een sociale ondergrens”. Financiële welvaart vertegenwoordigt daarin slechts één van de waarden. Minstens zo belangrijk zijn “opleiding, gezondheid, natuurlijke en ruimtelijke omgeving, en sociale verbanden.” Het opiniestuk was een pleidooi voor het loslaten van de fixatie op economische groei, ten gunste van een “economie van welbevinden, waarin meerdere waarden worden gewogen en bediend.”

Najah Aouaki 2 van 17 - vervangen

Eerste laag: het potentieel

Het zijn niet alleen maar woorden. Voor de Javastraat ontwikkelde Aouaki in 2015 op eigen initiatief, met bescheiden ondersteuning van het Stadsdeel, een plan dat noodlijdende winkeliers wil ondersteunen. De Javastraat is in hoog tempo veranderd, het gevolg van gemeentelijk beleid. De buurt werd ‘opgewaardeerd’ om hem aantrekkelijker te maken voor kapitaalkrachtige nieuwkomers en ondernemers in het hogere segment. “In nauwelijks drie jaar tijd kwamen er vijfentwintig nieuwe ondernemingen in de straat. Bestaande ondernemers werden daar compleet door overrompeld.”

Het initiatief van Aouaki helpt de oorspronkelijke winkeliers aansluiting te vinden bij de transitie. Van adviezen voor aanpassingen in de winkelpresentatie tot pogingen om met het aanbod ‘verschil’ te kunnen maken. De eerste pilot betrof Tigris & Eufraat, een winkel met producten uit het Midden-Oosten. “Op het eerste gezicht de zoveelste groentewinkel, maar je kunt er tahina halen, labneh, zeg maar alles wat je voor Ottolenghi nodig hebt,” zegt ze met gevoel voor ironie.

De investeringen moeten de winkeliers zelf doen. “Er dient wel sprake te zijn van een incentive, dat je erin gelooft die stap te zetten.” Net zo belangrijk: hoe geef je vorm aan verandering zonder daarbij je eigen identiteit te verliezen? “Je moet dicht bij jezelf blijven, zelfwaardering is vaak een indicator voor kwaliteit.” Kwaliteit blijkt de grote verbinder. De doelgroep weet waar ze de echte manakish kunnen halen. “Tigris & Eufraat is nu een van de bestlopende zaken in de Javastraat, omarmd door de hipsters in de buurt.”

Tweede laag: eigenaarschap

De vervolgstap is om een sociale onderneming te starten, waarbij de ondernemers zich organiseren om hun eigen diensten te ontwikkelen. Een gezamenlijke bezorgservice bijvoorbeeld. “Ik heb een pilot gedraaid met een Javabox. Die collectiviteit moet je zelf organiseren, anders doet een HelloFresh dat voor jou. Het doel is winst voor iedereen: de consument, de werknemers, de winkeleigenaar.” Dan is er de Javastraat Foodtour, die Aouaki samen met het Tropenmuseum organiseert. “Mijn moeder vertelde dat toen zij in Nederland aankwam, je nergens koriander kon krijgen. Ottolenghi en humus zijn niet vanzelfsprekend; die zijn met de migratie meegekomen.” Het project beoogt bewoners en winkeliers te verbinden. “Aan bewoners laten zien: dit is goed eten. Trots creëren aan de kant van de winkelier. Zo van: jij maakt hele goede baklava. Jij hoeft je prijs niet te verlagen om het toegankelijker te maken.”

In Het Parool verwijst ze naar econoom Mariana Mazzucato. Die laat zien dat “alle innovaties die het kapitalisme hebben voortgestuwd, te herleiden zijn tot overheidsinvesteringen.” Aouaki: “Beleg eigenaarschap en verantwoordelijkheden dan zo dat het de samenleving is die de vruchten plukt – hetzij direct in financiële zin, hetzij doordat marktpartijen binnen de donutgrenzen moeten werken en ook voor maatschappelijk gewin moeten zorgen.”

Derde laag: duurzaam verankeren

The proof of the pudding is in the eating. Nu lokale ondersteuning loont, zoekt Aouaki aansluiting op bestuurlijk niveau. Ze praat met de stadsdeelvoorzitter, de Dienst Economische Zaken van Amsterdam. “Ik wilde ze laten zien dat het ook anders kan. Dat je met relatief weinig ondersteuning veel impact kunt realiseren. Een andere route.”

De gemeente geeft te kennen niet aan buurteconomie te doen. Laat er maar een ondernemingsvereniging ontstaan, die kunnen hun eigen boontjes doppen. “Ze gaan ervan uit dat een Czaar Peterstraat hetzelfde is als een straat als deze. Maar dat is absurd. Ze zien niet dat marktforces zo krachtig zijn, dat die een lokale economie, die wij op papier allemaal superleuk vinden, verdringt.”

In het coalitieakkoord leest Aouaki dat de gemeente, net als zijzelf, streeft naar een inclusieve, ongedeelde stad. “We delen het doel. Maar in de route ernaartoe zijn we niet georganiseerd. Waar de gemeente op meerdere waarden zou moeten sturen, legt ze het accent op economische groei. Einstein zei: ‘Insanity is doing the same thing over and over again and expecting different results.’ Dat was ook mijn noodkreet met dat stuk voor Het Parool. We blijven gewoon hetzelfde doen, maar verwachten een ander resultaat.”

Dan, met nadruk: “De overheid is het enige kaderstellende orgaan. Bouw dan als overheid de structuren waarbinnen zo’n winkelstraat een eigen corporatie kan worden, waarmee de waardestijging lokaal verankerd blijft. De randvoorwaarden van onze huidige economie creëren een situatie waarbij we wat we hebben opgebouwd, uit handen geven aan Uber of HelloFresh.”

Lodewijk van Deysselbuurt

“Neem deze wijk, waar jullie als architectenbureau bezig zijn met een vernieuwingsslag. Probeer om ook na te denken over de eigendomsconstructies waarbinnen dat plaatsvindt. Je mengt de buurt met het idee: er moeten woningen bij. Het mechanisme zegt: daarvoor trekken we meer kapitaalkrachtigen aan. We weten dat er veel behoefte is aan woningen voor mensen die al in Nieuw-West wonen. Die bewoners zijn ook opgeleid, die kunnen ook waarde toevoegen. Bovendien verbinden zij zich veel makkelijker met een bestaand ecosysteem.”

Belangrijke functies als leerkrachten, kunnen die een plek krijgen in de wijk? Kan het jongerenwerk al worden gehuisvest en wat zijn hun ambities op de langere termijn? “Kijk bij alles wat je doet naar de financieel-economische randvoorwaarden. Financiering hoort er altijd bij. Punt. De vraag is: wat kun je zélf doen? De corporatie kan zeggen: we ontwikkelen alles via land trust. We gaan het voor bewoners toegankelijk maken om in te stappen en te investeren. We halen heel die speculatiehandel eruit. Je hebt hierin een keus.”

Het ecosysteem van een wijk

Dat wij anno 2021 moeten strijden voor een minimumloon in dit land? En dan willen we het hebben over de leefbaarheid in een wijk? Ze vindt het een gotspe. “De groep werkende armen is gigantisch, het aantal werkende daklozen groeit. Bij het feit dat een stad voor een groot deel bestaat uit deze groepen, blijft buiten beeld dat de stedelijke diversiteit wordt gevoed vanuit precies deze humuslaag. Het zijn termen die we gebruiken als we het hebben over creativiteit en kunstenaars, maar ze gelden ook voor deze groepen. Zij voeden een ecosysteem waar nieuwe dingen uit voortkomen, dingen die een stad bijzonder maken.”

Het woord ‘probleemwijk’ is op zich al een issue, betoogt Aouaki. Al noem je het een prachtwijk, een kanswijk; je gaat hierin voorbij aan wie die bewoners zijn. “Het zijn wijken waarbij soms in één generatie de stap wordt gezet van analfabeet naar iemand met een universitaire studie. Die opwaartse mobiliteit, ook in Nieuw-West, is gigantisch. Schrik niet als je te veel tv-schotels ziet. De mensen die daar wonen zijn op een andere manier verbonden. Waar sommigen rommeligheid zien, zie ik kwaliteit, de basis van een economische structuur. Daar zit voor mij ook een groot deel van de inclusiviteit. Bouwen vanuit de wijk. Verbinding maken met haar ecosysteem.” Even houdt ze in. Dan: “Ik kom zelf uit een achterstandswijk. De gelaagdheid van zo’n wijk is bij mij embodied. Het is én-én. Soms in één persoon, soms in één gezin. In één wijk. Om met die gelaagdheid te kunnen werken, moet je je verbinden met wat messy is. Slordig. Dat is niet in simpele structuren te vatten.”

Dit artikel is gepubliceerd in Rijnboutt Magazine #13 Werk (december 2021).
Liever een fysiek exemplaar? Vraag ‘m aan via press@rijnboutt.nl.

Tekst: Jan van Grunsven
Deelnemer gesprek: Frederik Vermeesch
Fotografie: Ineke Oostveen