Werken in de inclusieve stad

Het zoeken naar oplossingen gaat gepaard met valse romantiek

10 februari 2022
Annius Hoornstra 21 van 33

Hoe en waar we werken speelt een cruciale rol in het debat over de toegankelijkheid van onze steden. Steden voor iedereen toegankelijk houden vergt verandering van beleid, maar is, zo bepleiten Annius Hoornstra en Sjors de Vries, nadrukkelijk ook een plannings- en ontwerpopgave. Een gesprek over werken in de stad van morgen.

 

Grote kans dat in een voormalig fabriekspand in een doorsnee binnenstad tegenwoordig hoogopgeleide whizzkids werken. Drukkerijen of timmerfabrieken zijn omgebouwd tot creatieve hubs of een IT-bedrijf. Niet zelden komen de mensen die hier werken uit alle hoeken van de wereld. In de pauzes kopen ze een latte macchiato om de hoek. In de steden floreert de dienstverlening. De productie is langzaam maar zeker uit het straatbeeld verdwenen. En daarmee ook een belangrijk deel van de stedelijke arbeidsmarkt. Sjors de Vries, ruimtelijk strateeg en oprichter en directeur van RUIMTEVOLK, vindt het hoog tijd voor nieuwe ruimtelijk-economische strategieën. “Veel grote steden transformeren zich langzaam maar zeker in globaliseringshotels voor internationale bedrijven. Hun economische groei toont opgaande cijfers. Maar wat dergelijke hotel-steden de lokale samenleving en economie opleveren, wordt steeds onduidelijker. Stedelijke voorzieningen zijn in toenemende mate gericht op hoogopgeleiden en tijdelijk verblijf. En verdringing van laaggeschoold en productiewerk zorgt voor een wankel fundament onder de economie.”

“De internationalisering heeft ook gevolgen voor het wonen,” vult Annius Hoornstra aan. Hoornstra zag het van dichtbij gebeuren. Eerst in zijn functie van adjunct-directeur bij de dienst Grond & Ontwikkeling Amsterdam en daarna als concerndirecteur Stedelijke Ontwikkeling in Zaanstad. “Bedrijven zoals Booking.com in de metropoolregio Amsterdam trekken bijvoorbeeld elk jaar zo’n duizend nieuwe medewerkers aan. Voor een groot deel zijn dat expats. Daardoor groeit de hoofdstad, maar verdwijnen er potentiële woonplekken voor andere bewoners. Dat de woningen in Amsterdam zo duur zijn, komt mede omdat er veel expats wonen.”

Sjors de Vries 29 van 33 - vervangen

Sociaaldemocratische verheffingsgedachte

Je kritisch uitlaten over internationale groei kent de nodige valkuilen. Hoornstra: “Voor je het weet trekt iemand het debat de politieke hoek in, en gaat het over het in- en uitsluiten van groepen mensen van elders.” De Vries veert naar voren: “Politiek incorrect of niet, tóch moeten we dit gesprek voeren. Omdat deze trend de stad en groepen bewoners daarvan uit elkaar kan drijven, met verregaande sociale segregatie en ontworteling tot gevolg. Daarom is het allereerst belangrijk om je af te vragen waarom een stad duizend mensen van Booking.com zou willen huisvesten. Ten koste van andere ruimtelijke functies die voor meer sociale binding zorgen tussen groepen bewoners. Binding die heel belangrijk is, wil je alle lagen van de arbeidsmarkt in de stad behouden en sociaaleconomische kansen bieden.”

Hoornstra zoekt de langere lijnen van de geschiedenis op om te duiden hoe de internationalisering lange tijd, zonder al te veel kritische geluiden, furore heeft kunnen maken. “Dat gemeenten de IT-economie stimuleren, is het resultaat van een combinatie van de trickle down economics – het idee dat economische groei in eerste instantie leidt tot meer ongelijkheid, maar geleidelijk voor iedereen positieve gevolgen heeft – en de sociaaldemocratische verheffingsgedachte. De gedachte dat economische groei uiteindelijk alle groepen in de stad dient, stuurt nog altijd de wijze waarop we stedenbouw bedrijven. Terwijl dat idee achterhaald is. Kijk maar naar hoe de stad van vandaag erbij staat. Er heeft flinke economische groei plaatsgevonden, maar grote groepen mensen profiteren daar niet van mee.”

Valse romantiek van de maakindustrie

Hoornstra ziet dat de zorg voor de onderkant van de arbeidsmarkt en het verdwijnen ervan uit de stad wordt opgemerkt door de politiek en door stadsontwikkelaars. “Maar het zoeken naar oplossingen gaat gepaard met een hoop valse romantiek. In visies en beleidsdocumenten wordt veelvuldig geopperd om de maakindustrie weer een plek in de stad te geven. Er wordt dan een beeld geschetst van ambachtelijk dingen produceren met je handen. Een nostalgische en contraproductieve voorstelling van zaken. Er is niks romantisch aan de timmerfabriek van vandaag. Het zijn robots. Wie daar een baan wil vinden moet verstand hebben van logistiek, robots of materiaal. Bij het nadenken over werken in de stad kun je de robotisering beter als startpunt gebruiken. Hoe zien de werkomgevingen van de toekomst er werkelijk uit en waar liggen daar de kansen voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt?” Een betere afstemming tussen werk en opleiding kan ook de stedelijke IT-sector inclusiever maken. Hoornstra: “Dat het goedkoper is om met een advertentie personeel van ver te werven, dan een bewoner op te leiden die hetzelfde werk kan doen, is natuurlijk idioot.” De Vries haakt in met een succesvol voorbeeld van een strategie waarbij werk en opleiding beter op elkaar werden afgestemd. “In de Achterhoek constateerden gemeenten, bedrijfsleven en onderwijs dat de arbeidsmarkt en scholing onvoldoende op elkaar aansloten. Het Graafschap College, dat optwaalf locaties onderwijs op ROC-niveau biedt, ging in nauwe samenwerking met bedrijven en instellingen maatwerkscholing verzorgen. Met succes, want jongeren vinden nu vaker een baan en innovatieve bedrijven zijn geneigd te investeren in de regio. Ook het hightech industriegebied Brainport Eindhoven is een mooi voorbeeld. In Brainport zijn de globale en regionale economie sterk met elkaar verstrengeld en verweven.”

Vlaamsche verweefcoach

Hoornstra: “Met grondbeleid kun je ontwikkelingen beïnvloeden. Zo zorgen we bij de bouw van sociale woningen ervoor dat economische mechanismen daarop ingrijpen. Bij de markt van bedrijvigheid denken we daar niet over na. Waarom eigenlijk niet? Want dat biedt kansen om beter te sturen waar welk type werk een plek krijgt. Daarnaast is het terugbrengen van sociale en sociaaleconomische binding in de wijken nadrukkelijk ook een ontwerpopgave. Maar wel een die meer vraagt van ontwerpers dan het ontwerpen van een goede plint.” Hij krijgt direct bijval van De Vries. “We moeten uitkijken dat we als ontwerpers de stedelijke dynamiek niet platslaan met de transformatie van industriegebieden in woonmilieus met hokkerige woningen en zogenaamd ‘levendige’ plinten. Het huidige plintdenken is te doelmatig: maak een ruimte van minimaal drieënhalve meter hoog, met veel glas, die vrij indeelbaar is, et cetera.” Hoornstra: “Terwijl de achterliggende opgave bij het maken van goed functionerende plinten gaat over het organiseren van kruisbestuiving tussen mensen en hun activiteiten in een wijk. Kijk breder en zoek daar een goed antwoord op. In Vlaanderen vonden ze voor het verlies van de werkfunctie de zogenaamde ‘verweefcoach’ uit. Deze persoon stelt bij elk project de vraag: hoe kan in deze woning of wijk worden gewerkt? Zo’n plintlocatie is misschien best een goede plek om een programma te laten landen, maar dan moet je randvoorwaarden stellen zodat daar niet de zoveelste Albert Heijn of Etos landt. Wat als we denken vanuit ontwerp? Er zijn logische knooppunten waar mensen elkaar ontmoeten. Hoe kun je deze plekken zó ontwerpen dat die functie wordt versterkt? Dat vraagt onderzoek naar de logica van wonen en werken op een specifieke plek. Of soms eenvoudiger: bij een gebouw van tien lagen kan een extra laag de verdiensten opleveren voor de onderste verdieping. Die kun je vervolgens tegen kostprijs uitgeven. Dat biedt kansen voor een maatschappelijk relevant programma in gebouwen. Met dit soort gerichte ingrepen kun je de kantines of ‘werkplaatsen’ maken die de stad nu mist – de plekken waar daadwerkelijk ontmoetingen plaatsvinden.”

Survey before plan

De Vries wil nog een punt maken over de verarming van het ontwerpvak. “Architecten en stedenbouwers wordt vaak gevraagd om snel met een ontwerp te komen. Maar we nemen te weinig ruimte voor een essentiële stap in het ontwerpproces: survey before plan. Opdrachtgevers spelen daarbij een sleutelrol.” Hoornstra: “Ik noem mijzelf stadsontwikkelaar. In die rol moet je de tekenen van de tijd kunnen doorgronden. Nu we zien dat het verheffingsdenken, ruimtelijk vertaald in het idee dat stedelijk vernieuwen door sloop- en nieuwbouw voor iedereen positief is, niet meer overtuigend is, moet je de stad met een andere blik gaan bekijken. Als kwartiermaker voor een nationaal programma in Den Haag Zuidwest zie ik bijvoorbeeld dat er, behalve problemen, ook veel energie in de wijk zit. Hoe versterk je die energie zodat werken weer onderdeel wordt van de wijk? Die vraag beantwoorden levert belangrijke ontwerpopgaven op.”

Dit artikel is gepubliceerd in Rijnboutt Magazine #13 Werk (december 2021).
Liever een fysiek exemplaar? Vraag ‘m aan via press@rijnboutt.nl.

Tekst: Marieke Berkers
Deelnemer gesprek: Richard Koek
Fotografie: Ineke Oostveen

gerelateerd