“De bouwwereld zal een renovatiesector worden”

Transitiehoogleraar Derk Loorbach over de kunst van het veranderen

18 maart 2021
Magazine #12 portret Derk Loorbach HR-min

Om de omslag naar een duurzame en circulaire bouwsector voor elkaar te krijgen, moeten architecten en bouwbedrijven afscheid nemen van vertrouwde praktijken. Volgens hoogleraar Derk Loorbach zijn innovatieve technieken en werkwijzen – die nu nog te weinig aandacht krijgen – nodig om traditionele partijen uit hun comfortzone te halen. “De bouwwereld zal een renovatiesector worden, zonder het gebruik van fossiele grondstoffen en ruwe materialen.”

 

Het Zoomgesprek is nog maar enkele minuten oud als Derk Loorbach, hoogleraar Sociaal-economische Transities aan de Erasmus Universiteit en directeur van onderzoeksbureau Drift, gesprekspartner Marleen van Driel een gewetensvraag stelt. “Hoe komt het dat jij opdrachtgevers en collega’s nog steeds moet overtuigen van de noodzaak om duurzaam te bouwen?”

Een goede vraag, vindt architect Van Driel, die binnen Rijnboutt duurzaamheid in haar portefeuille heeft. “Ik heb het gevoel dat we het als vak- en bouwwereld nog niet verinnerlijkt hebben, dat we nog te veel op de automatische piloot ons werk doen. En laten we wel wezen, we zitten in een conservatieve branche, waar financiële modellen de dienst uitmaken. Het voelt als het bijsturen van een groot schip.” Loorbach knikt. “In het transitiemanagement heet dat schip een ‘regime’, en dat regime is als een comfortzone. We zijn gewend geraakt aan hoe we de dingen doen. En die gewenning is diep verankerd: in opleidingen, procedures, aanbestedingsregels, marktstructuren en organisaties. Verandering vereist dat we de comfortzone verlaten.”

Stijgende verbazing

En dat is lastig, vervolgt Loorbach. “Bij verandering, zeker als die lijkt te zijn opgelegd, schieten we in een behoudende reflex. We zijn routinewezens en transities brengen tal van onzekerheden met zich mee. Een handjevol ondernemers vindt dat misschien leuk, maar de meesten van ons niet.”

Aanleiding voor het gesprek met Loorbach – een veelgevraagd spreker op congressen in binnen- en buitenland – was een lezing die hij gaf op een bijeenkomst over stikstofvrij bouwen. Daar hoorde Van Driel hem zeggen dat we ondanks hoge ambities en de toegenomen aandacht voor circulair en anders bouwen maar bar weinig voor elkaar krijgen. “Ik vond het een boeiende en herkenbare analyse,” blikt Van Driel terug. “Het hangt in de lucht en we hebben het er steeds over, maar daadwerkelijk gebeurt er nauwelijks iets.”

Loorbach lacht. “Na die lezing kreeg ik het verwijt cynisch te zijn, negatief. Maar ja, als we al veertig jaar praten over gezond bouwen, over energieleverende woningen, over transitieagenda’s, dan kijk je toch met stijgende verbazing naar al die bouwers die onder leiding van Maxime Verhagen (voorzitter van Bouwend Nederland, red.) op het Malieveld protesteren tegen de stikstofregels.”

Optimalisatie

Die stikstofcrisis laat zien dat het ‘regime’ van de bouwwereld – en de comfortzone waarin bouwbedrijven zich bevinden – niet langer vol te houden is. “Kijk, de bouw heeft zijn wortels in de wederopbouwperiode en sindsdien draait de branche simpel gezegd om het draaien van productie. Maar de omstandigheden zijn veranderd. Het gaat niet langer om het huisvesten van een groeiende bevolking, en bovendien zijn we veel meer waarde gaan hechten aan duurzaamheid. De focus op productie en aantallen heeft zijn langste tijd gehad.”

Van Driel merkt op dat we het huidige woningtekort op eenzelfde manier lijken in te vullen. Loorbach: “Zeker, maar waar zijn de aantallen die rondzingen op gebaseerd? Elk kabinet zegt dat er een tekort is en dat er gebouwd moet worden. De hele industrie is gebaat bij bouwen, bouwen, bouwen. Terwijl je de woningvraag ook als een herverdelingsvraagstuk kunt zien. Waarom verplaatsen we de werkgelegenheid niet naar gebieden waar veel gebouwen leegstaan?”

Circulaire renovatiesector

Natuurlijk blijft het bouwen van woningen de kerntaak, maar de manier waarop zal fundamenteel anders zijn. De bouwwereld zal voornamelijk een renovatiesector worden, waarin circulaire principes leidend zijn.

Een sleutelrol is weggelegd voor nieuwe concepten en praktijken die buiten het regime ontstaan. “Dat zijn in beginsel niches, maar die worden langzaamaan volwassen en groeien uit tot kiemen van verandering. Het is de kunst om die niches op het juiste moment te empoweren, door ze te verbinden, door kennisuitwisseling en door experimenten met bouwtechnieken en andere materialen financieel te ondersteunen. Het is van belang dat de overheid een gelijk speelveld creëert. Door aanbestedingsregels aan te passen, door aan bouwprojecten duurzame eisen te stellen en door nieuwe technieken, die vaak duurder zijn, een eerlijke kans te geven.”

Als de niches volwassen worden, zo luidt Loorbachs redenering, worden ze vanzelf interessant voor traditionele partijen. “Die zien vroeg of laat in dat bestaande werkwijzen tegen grenzen aanlopen. Die experimentele nichepraktijken, die lange tijd als alternatief en marginaal werden afgedaan, bieden ineens kansen. Er is een markt voor, bedrijven kunnen zich ermee onderscheiden.”

Betere samenleving

Dan komt de vraag op tafel of transities ook langzaam gaan omdat een zogenoemd ‘vooruitgangsverhaal’ ontbreekt. Leggen we niet te veel de nadruk op wat al die veranderingen ons gaan kosten, in plaats van wat ze ons op de lange termijn kunnen opleveren?

Daar lijkt het aldus Loorbach wel op. “In historische transities voert het streven naar betere levensomstandigheden de boventoon: hygiëne in steden, democratische vernieuwing, iedereen een gasaansluiting, noem maar op. Natuurlijk gingen die veranderingen gepaard met strijd en tegenstand, maar dat gevecht draaide wel om het realiseren van een betere samenleving.”

“Vechten we daar nu niet meer voor?” wil Marleen van Driel weten. “Het is inmiddels toch wel duidelijk dat op deze voet doorgaan desastreuze gevolgen heeft.”

“Jawel,” antwoordt Loorbach, “maar dat kunnen we ons maar moeilijk voorstellen. We hebben het immers zo goed, dat er nauwelijks nog wat te wensen valt. Transities worden geframed als overheidsprojecten, waar kosten-batenanalyses op worden losgelaten. Dan blijkt dat van het gas afgaan best veel geld kost en roepen politieke partijen dat we het dan maar niet moeten doen.”

Desondanks ziet Loorbach in de experimenten en initiatieven die buiten de regimes ontstaan een vooruitgangsverhaal waarin de contouren van een nieuw en beter regime stap voor stap zichtbaar worden: circulair, gezond, energieneutraal, natuurinclusief. “De laatste fase is dat innovatieve concepten en praktijken de norm worden. Dus ja, afscheid nemen van intensieve veehouderij, fossiele energie en beton als bouwmateriaal.”

Groene elites

De coronacrisis laat zien dat we best kunnen veranderen als het moet. Toch is dat vooral op individueel niveau, meent Loorbach. “Ik geloof dat gezonder eten en een dagelijkse wandeling nog wel vol te houden zijn. Maar voor maatschappelijke veranderingen moeten structuren op de schop: hoe zaken georganiseerd zijn, hoe procedures verlopen.” Dat burgers dit zelf kunnen afdwingen, maakt Loorbach mee in zijn thuisstad Rotterdam, waar gepoogd wordt om voetgangers en fietsers meer ruimte te geven. “De gemeente vindt dit ontzettend lastig. Maar wat blijkt: als mensen zelf stoepen claimen of parkeerplekken herinrichten, dwingen ze zo’n structuurverandering af.”

Over burgers gesproken, critici menen dat de transitie naar duurzame energie sociale segregatie in de hand werkt, omdat kort gezegd alleen welgestelde mensen de omslag kunnen betalen. Loorbach ontkent dit risico niet, maar roept overheden ook op om het werk van ‘die groene elites’ te koesteren. “Zij kunnen helpen iets in gang te zetten waar straks iedereen van profiteert.”

Alternatieve toekomsten

In Rotterdam pleitte Loorbach met anderen ervoor om alle bewoners van sociale huurwoningen een nieuwe koelkast en wasmachine te geven, onder meer door met Miele of Siemens circulaire leasecontracten af te sluiten. “De uitstoot van CO2 zal dan enorm dalen, de investeringen heb je er zo uit. Ik begrijp niet dat geen enkele politieke partij hiermee aan de slag gaat.”

Ook uit Rotterdam komt het idee voor een stadsdekkend deelsysteem voor elektrische auto’s, scooters en bakfietsen – waar elke inwoner automatisch lid van is. “Technisch kan het, de voordelen zijn enorm: schonere lucht, een voetgangersvriendelijke openbare ruimte, enzovoorts. En toch lukt het niet, omdat de gemeente, ondanks dat ze de kracht van het voorstel ziet, het niet krijgt uitgevoerd, door aanbestedingsregels enzovoort. Terwijl ik denk: over tien jaar is dit systeem er gewoon, maar tot die tijd schaffen mensen nog wel een benzineauto aan.” Dan: “Dat is het hele punt. Zo’n gemeente kan zich maar moeilijk voorstellen dat zo’n rigoureuze verandering echt wel mogelijk is.”

Van Driel: “Daar komen ontwerpers om de hoek kijken, want zij zijn – niet in de laatste plaats volgens henzelf – in staat om het onvoorstelbare voorstelbaar te maken.” Loorbach is het daar niet mee oneens, maar plaatst wel een kanttekening. “Het scheppen van alternatieve toekomsten is waardevol, maar ik merk dat vooral de weg ernaartoe bij veel mensen vragen oproept. Hoe komen we daar dan?”

Voor Van Driel is dit zeer herkenbaar. “Hoe bereiken we de toekomst die we zelf schetsen?” Volgens Loorbach is het essentieel om er “morgen al” mee te beginnen. “Door het te doen, krijg je mensen mee. Maak pilots of proeftuinen binnen een groter idee. Creëer een omgeving met degenen die zelf ook willen veranderen en probeer niet om anderen ergens van te overtuigen. Vertrouw erop dat ook die uiteindelijk mee zullen gaan.” Hij sluit af met een laatste tip. “Het helpt om in ontwerpscenario’s disrupties als uitgangspunt te nemen. In het geval van een eurocrisis of pandemie snapt iedereen dat zaken anders moeten. De omgekeerde weg helpt ook: we kunnen ons niet voorstellen dat over twintig jaar alles nog steeds is zoals nu.”

Dit artikel is geschreven voor Rijnboutt Magazine #12 Een ander klimaat (oktober 2020).
Liever een fysiek exemplaar in handen? Stuur dan een mail naar press@rijnboutt.nl

Tekst: Mark Hendriks
Deelnemer gesprek: Marleen van Driel
Fotografie: Ineke Oostveen